Edwin Krans tussen het groen.
Edwin Krans tussen het groen. Foto: Jos van Nunen

“Er zou een keurmerk voor hoveniers moeten komen”

Human Interest Human interest

Sint-Oedenrode - In de reeks In Beroep gaan we in gesprek met Rooienaren die een bepaald beroep uitoefenen. Dit keer belandden we in de wereld van de groene vingers. Wie geen groene vingers heeft, maar wel budget, schakelt beter een vakman in voor de tuin. Voor het ontwerpen en aanleggen van een compleet nieuwe tuin, het onderhouden van een alreeds bestaande of voor losse klussen. Boomverzorging, grondwerk, tuinverlichting, graszoden, haag, heg of plant, je kan het zo gek niet bedenken of de hovenier weet er raad mee. 

Door: Caroline van der Linden

Het is druk, erg druk. Toch maakt rasechte Rooienaar Edwin Krans (44) tijd voor ons om over zijn beroep te vertellen. En dat het bij hem met de paplepel ingegeven is, is geen verrassing. Op de Schijndelseweg geboren, waar ook zijn bedrijf gevestigd is, ging hij van jongs af aan al elke zaterdag met zijn vader op pad. Het buiten zijn, vrij zijn en de afwisseling, zorgden ervoor dat ook hij in het groen terecht kwam. Vanaf de lagere school maakte hij doelbewust de keuze om eerst de lagere tuinbouwschool te volgen, daarna de middelbare hoveniersopleiding en later nog een specifieke scholing voor het werken in tuincentra. Begonnen bij een tuincentrum in Boxtel, waar hij zowel de buiten - als de technische afdeling deed, werd hij door zijn brede scholing al snel overkoepelend en rende van de kamerplanten naar de kerstafdeling en weer naar buiten. Na een aantal jaren wilde hij pertinent naar buiten, had genoeg van de kerstballen en kunstplanten en ging steeds meer bij zijn vader werken, met als doel op een dag het bedrijf over te nemen.

Nu hij zijn eigen bedrijf - bestaande uit een vijftal vaste mensen - al verschillende jaren runt, vindt hij het vooral belangrijk om als leidinggevende ook zelf de schop in handen te hebben. Tussen de mensen staan, de binding met de klant, met de voeten in de klei en de lijntjes kort houden, dat is wat hem past. “Een echte hovenier zet je niet op kantoor”, zegt Edwin lachend. “Ik houd zelf echt van groen. Dat trekt me meer dan het technische stuk. Met m’n handen in de potgrond, daar geniet ik van. Als hovenier kun je op veel verschillende terreinen opereren, maar ik houd me het liefst bij m’n leest. Bestraten of timmeren laat ik bij grote projecten dan ook graag aan andere mensen van mijn team over. Je moet weten waar je kwaliteiten liggen”, aldus Edwin.

“De markt is nu heel goed en dat merk je. Iedereen met een hark, een schoffel en een kruiwagen kan zich tegenwoordig hovenier noemen. Je ziet steeds meer hoveniersbusjes rondrijden. Sinds 2000 is het een vrij beroep en is er geen middenstandsdiploma, zelfs geen hoveniersdiploma meer vereist. Geen goede ontwikkeling vind ik zelf. Er ontstaat een wildgroei. Wanneer er een keurmerk zou komen, zou dat zeker niet verkeerd zijn. Vakbekwaam personeel is op dit moment zeldzaam, mensen die het willen zijn vaak niet opgeleid voor het vak. Het lijkt hen leuk om buiten te werken, maar men beseft niet altijd dat het echt een ambacht is. Je moet handig zijn, van hard werken houden, kennis hebben van planten, uren willen maken en niet direct afhaken als je even zand moet scheppen. Het is fysieke arbeid, van schuttingen plaatsen, palen inslaan, in bomen klimmen en grond verzetten. Ik ken niet veel hoveniers van 65 en dat heeft natuurlijk wel een reden”, zegt de Rooienaar. “Maar het is en blijft een prachtig vak. “We hebben veel diverse projecten en werken in alle segmenten over heel Nederland. Van Limburg tot Amsterdam, van Groningen tot Breda. Van het werk bij een verslavingskliniek, het maken van een aanlegsteiger bij een villa tot het vullen van bloembakken op een dakterras in Amsterdam. Dat maakt het leuk. Ik ben altijd met iets anders bezig”, vertelt hij verder. “Zo had ik ooit het voorrecht de grasmat van het PSV-stadion te mogen maaien met als tip de stoelen maar te tellen om het eindresultaat van strakke banen te voorzien. Dat is een geweldig mooie opdracht. Als ik dan in m’n eentje in zo’n groot stadion op die maaier zit, dan geniet ik natuurlijk volop.”

Een gevarieerd beroep, waarbij deze coronatijd ervoor zorgt dat hij altijd door kan gaan. Want terwijl de tuin vaak als laatste project van het huis wordt gezien, wordt het door de verminderde uitgaves aan vakanties, etentjes of evenementen, een prioriteit die bij velen nu wat hoger op het lijstje staat. “Ik merk dat er een kentering gaande is. Een paar jaar terug wilde vrijwel iedereen zwarte tegels, bakken in de tuin en zwarte kiezels. Sinds corona is dit veranderd. Mensen hebben het groen weer meer leren waarderen. Op een gegeven moment waren zelfs de planten en de graszoden op. Nooit eerder maakte ik mee een leveringsprobleem te hebben, maar nu dus wel. Dit moet natuurlijk gekweekt worden en daar gaan weken overheen, voordat het weer snijdbaar is. Naast deze kentering zijn er ook steeds meer ontwikkelingen om steden en bedrijven te vergroenen, door bijvoorbeeld vetplanten op het dak. Met de stimulans van de overheid met betrekking tot het klimaat, merkten we dit. Zo gaan ook tegels eruit en plantjes erin, minder strak, meer diversiteit, meer kleur, meer bladeren en meer beestjes. Een positieve ontwikkeling. Dat zie je bij gemeentes ook met maaien. Voorheen was alles vooral strak gemaaid langs de bermen, nu laten ze het vaak bewust lang groeien. Bloemen gaan groeien, vormen zaden, vallen op de grond en bloeien uit tot meer bloemen met meer diversiteit. Soms klagen mensen over het lange gras, maar veel gemeentes hebben er echt wel over nagedacht. De subsidie van gemeentes om water te ontkoppelen, zodat mensen het regenwater en alles wat niet afgevoerd wordt, weer in hun tuin gebruiken, is er natuurlijk ook zo één en niet te vergeten Freek Vonk en de moestuintjes van de Albert Heijn, waardoor kinderen enthousiast gemaakt worden voor de natuur”, zegt Edwin lachend.

Ook zelf draagt hij graag zijn steentje bij, door basisschoolkinderen enthousiast te maken tijdens de boomplantdag en lezingen te geven op het voortgezet onderwijs. “Het is nodig om de jeugd te laten zien wat een mooi beroep het is, anders hebben we straks niemand meer die dit wil doen. Dat zou zo jammer zijn, want we zijn op veel terreinen echt op de goede weg. Kijk alleen al naar de verbetering van het gebruik van spuitbussen om ongedierte of onkruid te verwijderen, wat we tegenwoordig met name biologisch doen. Oplossingen zoeken en dingen van een andere kant bekijken kan veel goed doen voor ons klimaat en tegelijkertijd bijdragen aan het plezier dat we kunnen hebben van de natuur. Een paar jaar terug was ik bij een bejaardenhuis met een glazen tunnel waar hele mooie oude monumentale lindebomen stonden. In deze bomen zat roetdauw (luizenpoep), waardoor de mensen klaagden dat de ramen vies werden. De bomen zouden weg moeten, want een glazenwasser was veel te duur. Ik vind het dan leuk om het probleem eens om te draaien. Waarom zouden de bomen weg moeten? Die stonden er al lang voordat het bejaardenhuis er was. Ik ging kijken of we misschien het probleem van de luis aan konden pakken. Het idee ontstond om er lieveheersbeestjes en sluipwespen in te zetten. Die aten de luis op, waardoor het probleem was opgelost. Er was nog maar twintig procent vuiloverlast van wat het voorheen was en de bomen konden blijven staan. Zoiets uitdokteren is ontzettend leuk en geeft erg veel voldoening.

Dat Edwin geniet van zijn beroep en de natuur is duidelijk. Hij sluit dan ook af met nog een goede tip voor ieders tuin. “Kleur en variatie mag. Of het nu in een strak gebaand pad is of dat je het lekker z’n gang laat gaan. We hebben allemaal de kans om de natuur een handje te helpen en met een goed tuinplan betekent het niet dat het een rommeltje hoeft te zijn.”