Willem van Haren, jonkheer of toch baron?
Willem van Haren, jonkheer of toch baron?

Rooise Streken 41: Willem van Haren ‘Het menschlyk leeven’

Historie Historie

Kwartierschout van Peelland
Na de tachtigjarige oorlog mag Brabant geen onderdeel uitmaken van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, kortweg De Republiek, maar wordt het als een wingewest bestuurd door de Staten Generaal. Ook de plaatselijke bestuurders worden door hen benoemd. Een heleboel functies die er ook voor de Tachtigjarige Oorlog in Brabant waren zijn blijven bestaan maar worden grotendeels ceremonieel, zo ook die van kwartierschout. Willem van Haren is zo’n door de Staten Generaal benoemde kwartierschout van Peelland met als hoofdplaats Sint-Oedenrode. Hij is hier na zijn aanstelling in 1742 ook gaan wonen. Vanaf 1753 op kasteel Henkenshage. Willem is een zeer bijzondere kwartierschout geweest. Zijn levensverhaal is een bonte verzameling van melancholie en tragiek.

Van watergeus tot grietman en belastingpachter
Willem van (oorspronkelijk ‘von’) Haren behoort tot een Duits adellijk geslacht dat zich in Zuid-Limburg vestigt. Algemeen wordt aangenomen, dat kasteel Haeren (foto 1) in Wijnandsrade naar de familie van Haren is genoemd. Over de Limburgse periode is weinig bekend, omdat de archieven van de familie bij brand verloren zijn gegaan. Kasteel Haeren is door huwelijk van een van de dochters van de familie van Haren in eigendom overgegaan naar een andere familie ‘Van Hoensbroeck’ geheten.

foto 1 -

Een van Willem’s voorvaderen is Adam ( Daam) van Haren die tijdens de reformatie en de Tachtigjarige Oorlog overgaat tot ‘de waere Gereformeerde Religie’ zoals de protestanten dat noemden. Hij gaat dan naar het noorden van het land, sluit zich aan bij de watergeuzen en vecht met hen mee bij de verovering van Den Briel. Daarna treedt hij in persoonlijke dienst bij prins Willem van Oranje Nassau en na diens dood bij zijn neef Willem Lodewijk, stadhouder van Friesland. De Limburgse adellijke familie Van Haren vestigt zich daarop ook in Friesland.

Vanaf dat moment raakt de familie zeer bevriend met de Friese Nassau’s en krijgt ze belangrijke bestuurlijke taken. Een van de nazaten Van Daam van Haren is Adam Ernst van Haren. Hij trouwt met Amalia du Tour en op 21 februari 1710 wordt uit dit huwelijk Willem van Haren in Leeuwarden geboren. Zijn vader is grietman van de Friese plaats ‘t Bildt. Een grietman is een bestuurder en rechter van een Friese plattelands gemeente, een functie die door vererving of koop wordt verkregen. De familie woont in het slot St. Anna in Sint Annaparochie en is er o.a. belastingpachter voor de Staten Generaal. De staat legt in die tijd immers niet zelf de belastingaanslagen op maar verpacht dit recht. De staat krijgt van de belastingpachter een afgesproken som geld en in ruil daarvoor mag hij dan in een bepaald gebied belasting heffen. Uiteraard leidt dit tot misstanden want de pachter wil er zeker niet op achteruit gaan. Een belastingpachter wordt dan ook gehaat door de bevolking. 

Het ‘leven in zonde’ met Maria leidt tot een loden last
Willem verliest zijn vader al heel jong. De nagelaten boedel blijkt veel schulden te hebben. Grootvader, ook Willem geheten, verkoopt daarop zijn eigen grietenij van Weststellingwerf en neemt het grietmanschap van ‘t Bildt over. Door goed op de boedel te passen probeert hij de financiën weer op orde te krijgen, iets wat hem uiteindelijk ook lukt. Het gevolg is wel dat Willem een zeer sobere jeugd kent.
Op veertienjarige leeftijd gaat Willem rechten en geschiedenis studeren, eerst in Franeker later in Groningen. Als zijn grootvader in 1728 overlijdt, neemt Willem, dan net achttien, het grietmanschap over. Als slotvoogd van St. Annaparochie moet hij zich voortaan ook met het innen van de belastingpachten bemoeien. Willem, vrijgevig van aard, is allesbehalve een zakenman en hij weet zijn eigen familie-en geldzaken niet fatsoenlijk te beheren. Tot overmaat van ramp brandt in 1732 het voorvaderlijk slot St. Anna af. Behalve dat dit financieel gezien een ramp is gaan helaas hierbij ook veel familiepapieren verloren, o.a. het geuzendagboek van voorvader Daam.
Zijn amoureuze aard brengt hem al jong in contact met hellebaardiersdochter Marie Crullers met wie hij een vrijage begint. Zij baart hem kort achter elkaar drie kinderen. Tijdens de relatie met Maria Crullers ontmoet Willem de 11 jaar oudere Engelse kamenierster van prinses Anna, Marianne Charles en wordt verliefd op haar. Willem wil met haar trouwen, maar moet eerst de relatie met Maria Crullers, met wie hij niet getrouwd is en dus ‘in zonde leeft’, verbreken. Bij notariële akte wordt haar een flink jaargeld toegekend en het dubbele ervan voor de opvoeding van de kinderen. Deze overeenkomst zal zijn hele leven als een loden last op hem drukken.

Bestormd, verscheurd, vervuild en verbrand
Als aanhanger van de Oranjepartij, de partij die de stadhouder steunt, wordt Willem in 1740 als afgevaardigde van Friesland naar de Staten-Generaal in Den Haag gezonden. Zijn zeer goede relatie aan het hof van prins Willem IV (1711-1751) zal hier zeker bij van invloed zijn geweest. Er breekt weer eens een kostbare oorlog met Frankrijk uit en door de hoge belastingen en slechte economische tijd wordt de met name de grotendeels agrarische bevolking ontevreden en komt in opstand: de zogeheten ‘pachtersoproeren’. Hierbij moeten vooral de huizen van de rijke belastingpachters het ontgelden. Het vergaat de hoofdbelastingpachter, ontvanger-generaal Willem van Haren te St. Anna precies zoals veel andere ontvangers in het land: het huis wordt bestormd en bevuild; de schuldvorderingen, boeken en registers verscheurd en verbrand; het aanwezige kasgeld en de waardevolle voorwerpen geroofd en de rentmeester wordt op de vlucht gejaagd. Voor Willem van Haren, die al zware hypothecaire lasten heeft op zijn bezittingen, wordt de financiële last bijna ondraaglijk.

‘Woest Batavia’ en ‘Leonidas’
Willem heeft een groot talent als dichter, zelfs de wereldberoemde Franse dichter Voltaire wijdt een bewonderend lofdicht aan Willem. Zijn meest omvangrijke werk is een heldendicht ‘Gevallen van Friso’ uit 1741 in maar liefst twaalf boeken met in totaal 10.000 regels. Het gaat over Friso die na een lange zwerftocht de stamvader van de Friezen wordt. Het dichtwerk wordt zo populair dat het zelfs een tweede druk beleeft.

‘Gevallen van Friso’ door Willem van Haren
Minder bekend is zijn gedicht ‘Woest Batavia‘, een kritisch werk op kolonialisme en racisme van de Nederlanders in Indië naar aanleiding van een moordpartij op duizenden Chinezen in 1740, iets wat het koloniale bestuur stilzwijgend goedkeurt en later in de doofpot probeert te stoppen. Vanwege zijn felle kritiek daarop wordt Willem daarom ook wel de Friese Multatuli wordt genoemd! Multatuli is namelijk met zijn boek Max Havelaar de grote criticus van het Nederlandse koloniale uitbuitingssysteem. Dat Willems gedichten direct grote invloed kunnen hebben op de politiek blijkt uit zijn gedicht ‘Leonidas’. Als in de oorlog tegen de Fransen geaarzeld wordt 20.000 man troepen in te zetten als hulp aan de Nederlandse bondgenoot Oostenrijk zorgt de commotie naar aanleiding van zijn gedicht, waarvan 100.000 exemplaren binnen drie dagen worden verkocht, ervoor dat de Staten Generaal de hulp onmiddellijk besluit te geven. 

Schout van Peelland op kasteel Henkenshage
In 1742 wordt Willem door de Staten Generaal behalve tot kwartierschout ook benoemd tot dijkgraaf van het kwartier Peelland, met de de woorden: ‘Om het goet rapport ons gedaan van de persoon van Willem van Haren en van sijne wijsheyt, nutheyt en experiëntie, volcomentlyk vertrouwende sijner getrouwigheyt en goede naarstigheyt’. Als de oorlog tegen de Fransen in 1748 voorbij is en de ‘vrede van Aken’ gesloten is wordt Willem, naast zijn andere functies, ook ambassadeur voor ons land te Brussel. Daarvoor reist Willem vaak tussen Sint-Oedenrode en Brussel op en neer. In 1753 koopt hij voor 2103 gulden kasteel Henkenshage. Zijn vrouw, de kinderloos gebleven Marianne Charles, is dan vaak alleen op het kasteel. De vaak zieke Marianne heeft het op Henkenshage niet naar haar zin en kwijnt weg. Om Mariannes eenzaamheid een beetje te verdrijven laat Willem zijn dochter Wimke, uit zijn liefdesrelatie met Maria Crullers, met haar man luitenant Simon Johan Tissot van Patot en hun vijf kinderen ook op Henkeshage wonen.
In deze periode wordt ook de stamboom van de familie Van Haren door Willem gemaakt. Echter alle familiepapieren zijn zoals al hiervoor geschreven bij de brand in 1732 verloren gegaan. Daarom is de stamboom waarschijnlijk voorzien van echtheidsverklaringen. De bronnen daarvan zijn echter onbekend, Door sommige historici, worden er dan ook vraagtekens bij deze stamboom gezet. De stamboom is inmiddels in het bezit van het Rijksarchief in Friesland.
De meeste tijd verblijft Willem in Brussel. Daar ontmoet hij al snel een nieuwe liefde: Catharina Louise Natalis, zijn huishoudster en een kapiteinsdochter uit Luik. Met haar krijgt hij drie kinderen en als zijn vrouw Marianne op Henkenshage in 1758 overlijdt trouwt hij met haar. Uit een Rooise schepenakte valt op te maken dat Marianne op 4 juli 1758 in Sint-Oedenrode begraven is, ‘in de kerke is geset’. Volgens de familiegenealogie is ze echter in de Sint-Anna kapel begraven in Sint-Annaparochie.

Schandaal in ‘Henkenshagen’?
In 1751 sterft zijn vriend stadhouder Willem IV. De contacten met de Oranjes worden daardoor een stuk minder. Met name ook omdat prinses Anna, de weduwe van Willem IV, fel gekant is tegen de relatie en helemaal tegen het huwelijk van Willem met Catharina. Als Anna in datzelfde jaar 1759 ook nog sterft wordt het contact met de Oranjes helemaal verbroken.
De tegenslagen volgen elkaar snel op. De advocatenpraktijk van zijn zoon, geboren uit zijn relatie met Maria Crullers, gaat failliet en Willem probeert hem financieel weer op gang helpen. Zijn huis in Brussel brandt af en in Rooi koopt hij de hoeve ‘Klein Laar’. Deze koop kost hem veel geld want hij blijkt deze hoeve zonder het te weten, in verband met een erfkwestie, onterecht te hebben verworven met als gevolg dat hij haar moet teruggeven. Hij wordt ook , overigens na onderzoek onterecht, beschuldigd van fraude en wordt door zijn bedienden bedrogen. Tot overmaat van ramp wordt zijn broer Onno Zwier van Haren beticht van incest met zijn eigen dochters. En omdat Onno Zwier vaak te gast is op kasteel Henkenshage wordt ook Willem hier scheef op aangekeken. Later, in 1939, schrijft de bekende schrijver Eduard du Perron hierover het boek ‘Schandaal in Holland’. Het is een biografische roman gebaseerd op het leven van Willem en Onno Zwier van Haren. Een gedeelte van dit verhaal speelt zich af op ‘Het Huis Henkenshagen’. In 1983 is door Guus Vleugel het verhaal bewerkt voor ‘Toneelgezelschap ’t Centrum’. In hetzelfde jaar heeft ook de uitvoering hiervan plaats gevonden.

foto 2-

Het Menschlyck Leeven
Door al deze gebeurtenissen raakt Willem depressief en in die toestand schijft hij op Henkenshage zijn meest beroemde gedicht ‘Het Menschlyk Leeven’. Al uit het eerste couplet blijkt hoe alles hem teveel is geworden. 

‘Helaas! helaas! hoe vlieden onze dagen,
Hoe spoedt zich ieder uur met onze luister heen!
Hoe flauwe vreugd, hoe bittre plagen,
Hoe min vermaak, hoe veel geween!’

De Rooise componiste Herma van Schaijk-Lambermont heeft Willems gedicht ‘Het Menschlyk Leeven’ op muziek gezet. Zo heeft zij op 26 april 1992 de vergeten poëzie van Rooise bodem weer tot leven geroepen. De première van haar compositie vond op 26 april 1992 in het Bossche Provinciehuis plaats. 

De dood: ‘Sikke, geef mij dat poedertje eens aan’
Er overkomt hem nog meer onheil. In z’n nieuwe woning in Brussel wordt ingebroken en voor zesduizend gulden gestolen en de financiële tegenslagen dwingen hem schulden te maken. In 1763 ziet Willem zich genoodzaakt zijn grietenij in Friesland over te doen aan zijn neef Jaco du Tour zodat hij daarvan voortaan de geregelde inkomsten moet missen. In 1767 breekt Willem bij een val een dijbeen, waardoor hij lang het bed moet houden. Willem is dan ten einde raad en neemt de gifbeker. De Rooise schepenen krijgen op 9 juli 1768 het bericht dat Willem op 5 juli ‘seer subiet’ in Brussel is komen te overlijden. Zijn dood wordt met raadselen omgeven. Er zijn namelijk ook geschiedschrijvers, die stellen, dat hij op kasteel Henkenshage de gifbeker drinkt. Wij houden het op het officiële document, dat aan de schepenen van Rooi wordt gestuurd vanuit Brussel. 

Zijn einde wordt door de bekende schrijver Busken Huet aldus beschreven: ‘Sikke’ zeide Willem van Haren den 4den Julij 1768, na den maaltijd, tot zijnen hofmeester Sikke Ludinga, ‘Sikke, geef mij dat poedertje eens aan, dat daar in de kast ligt.’ Sikke bragt het poedertje, hetwelk zijn heer met een theelepeltje in een glas wijn omroerde en vervolgens opdronk. Een uur daarna was hij niet meer: hij zat dood in zijn stoel aan tafel’. Willem wordt in de Sint Maartenskerk (Knoptoren) begraven, alhoewel in Sint-Annaparochie wordt verteld, dat Willem daar begraven zou zijn. In beide kerken, zijn de graven echter niet te vinden!

Alleen nog straatnaambordje
Na de dood van Willem blijkt al snel dat hij failliet was. De afwikkeling van zijn faillissement heeft veel voeten in aarde gehad, om dat de curator in Rooi en de curator in Friesland het niet eens konden worden over de afwikkeling. In Sint-Oedenrode herinnert tot 2000 niets aan Willem van Haren. De Knoptorenklok die sinds 1750 als opschrift zijn naam droeg, is in december 1942 door de Duitsers geroofd en nooit teruggevonden. Zijn graf is zoals gemeld onvindbaar. In 2000 is in Rooi een straatnaam naar hem genoemd: de Baron Willem van Harenstraat.