Afbeelding
Foto: Cor van Oorschot

Het woelige leven van wegenbouwmachinist Reinier Brugman (deel 2)

Human Interest Human interest

Sint-Oedenrode - Ruim zeshonderd A-viertjes heeft hij met de hand geschreven, ongelofelijk. Alleen dit gegeven al geeft aan wat Reinier (95 jaar) tijdens zijn leven aan ervaringen opdeed. Het is een voorrecht om aan deze man een bezoek te mogen brengen. Ik kan me niet voorstellen hoe het zal zijn om zo lang te mogen leven, om zoveel mee te maken en dat nog zo goed te kunnen herinneren. Vorige week mochten we genieten van deel 1. Ga maar eens goed zitten voor deel 2.

Door: Caroline van der Linden

Reinier vertelt dat hij tijdens zijn verblijf in Duitsland vrijwel iedere dag een luchtalarm hoorde. Op 12 juni vond er een zwaar bombardement plaats met 5500 doden. Van hogerhand werd gewaarschuwd altijd in de kelder van zijn huis te blijven en vooral niet naar buiten te gaan. Toch ging hij midden in de nacht naar buiten. De hele lucht vol met lichtkogels, overal werd geschoten, duizenden brandbommetjes en het dreunen van de zware bommen die op Frankfurt neer donderden. Ook het huis waar Reinier in woonde vloog in brand, maar terwijl hij buitenstond besefte hij dat er nog mensen binnen waren. “Ik ging naar binnen en zag twee vrouwen bidden tot de Heilige Maagd Maria. Ik zei tegen ze: “Schei daar maar mee uit, die bommen vallen toch wel.” Ik schrok even van mezelf, want die mensen waren erg gelovig. Ik zei dat ze er allemaal uit moesten en dat ze anders zouden verzuipen als de leidingen los zouden barsten. Toen ik de vrouwen buiten had, zat er nog een verlamde man in de kelder. Ik rende door de vlammen de kelder in. Die man lag daar alleen te huilen. Ik gooide er snel een deken overheen, heb hem de trap op gesleept en de gang door gesleurd. Die vlammen raakten me wel. Mijn gezicht was verbrand, m’n halve haar eraf, m’n overhemd weg en ik had een scherp voorwerp in m’n kop. Maar op dat moment voelde ik geen pijn. Ik werd meteen geholpen door wat jongens. Ik ben er goed vanaf gekomen, want er waren daar nog veel ergere gewonden. Het puin in de binnenstad lag zeven meter hoog van alle gebouwen die ingestort waren. Het huis waar ik woonde was helemaal weg. Wat moest ik doen? Eén van de jongens die tegenover me woonde was om het leven gekomen en de overige gingen naar een fabriek. Ik nam de naam van de overleden jongen over en ging mee. Ik zat helemaal in het verband, dus ze herkenden me toch niet. De politie kwam er toch achter, maar hoorde dat ik mensen gered had. Ik kreeg een afschrift dat ik me als een held gedragen had en vijfhonderd Duitse mark, waar ik nieuwe kleren van kocht.

Lees woensdag verder in DeMooiRooiKrant