“Ik ben die hongerige ogen nooit vergeten”

Roois nieuws
Twee maanden na de bevrijding van Sint-Oedenrode (17 september 1944) trokken Canadese militairen het dorp binnen. Ze waren op weg naar de Maas. Voor de meesten was Rooi niets bijzonders, meer dertien in een dozijn. Niet voor Charlie Fielding. Het Brabantse gehucht maakte op hem een onuitwisbare indruk. Hij kwam in contact met kinderen, later met de familie. Vandaag de dag – Fielding is inmiddels 94 – heeft hij nog steeds contact met enkelen van hen. Sint-Oedenrode staat in zijn geheugen gegrift.

Piet Verheggen (72) was klein toen hij Fielding ontmoette. Hooguit een jaar of vier. Zijn zussen waren wat ouder en legden daarom makkelijker contact. De Canadees kwam een paar keer over de vloer. Na de oorlog bleef hij een persoonlijke vriend van de familie. Piet staat nog steeds in nauw contact met de veteraan. Ze sturen elkaar brieven of spulletjes per post. Soms wordt er gemaild via Bill, Fielding’s zoon. Op 23 februari jongstleden kreeg Fielding een onderscheiding van de Britse Koningin Elizabeth. Een decoratie voor alle nog levende veteranen. Piet zag zijn kans schoon om het verhaal van Fielding in het plaatselijke weekblad van Sint-Oedenrode te plaatsen. Daar werkte de oud-militair, woonachtig in Hannah (Canada) graag aan mee. Hij schreef het volgende: 

“Toen we vanuit Antwerpen verder trokken richting de Maas, stopten we in een klein dorpje: Sint-Oedenrode. Er woonden pakweg 1500 mensen. Met tanks reden we tot aan een schoolplein, wat geen schoolplein meer was. Volgens mij was de school omgebouwd tot een klompenfabriek. Er lagen lange palen op het plein, die werden gebruikt voor het maken van de klompen. Vlak na onze komst kwamen kinderen het plein op gerend. Ze speelden en praatten met ons. De meeste waren erg jong. Ze hadden ontzettend hongerige ogen en de buikjes waren gezwollen. Die blik in hun ogen zal ik nooit meer vergeten. Het heeft me de rest van mijn leven achtervolgd .”

“Toen we bij de tanks zaten, viel ons oog op vier kleine kinderen die op een paal zaten. Ze waren totaal niet opdringerig. We gaven ze wat te eten voor thuis en dat namen ze braaf mee. De volgende dag kwamen ze terug, samen met andere kinderen. Eentje had zelfs eten voor ons bij, dat was ontzettend lief. Jarenlang hebben we dit nog verteld op scholen in Canada. De namen van de vier kinderen kan ik nog steeds onthouden: Wilhelmina (Mien), Henny, Peter (Piet) en Mieke. Ze vroegen of we mee wilden gaan naar hun ouders. Een week lang hebben we bezoekjes gebracht. We hadden steeds plezier met hetzelfde spel. ‘Kennen jullie Monopoly?’ vroegen ze. We wisten niet wat ze bedoelden, maar daar kwamen we snel genoeg achter. We hebben het spel vaak gespeeld. Op een gegeven moment kenden we het en durfden we soms vals te spelen. ‘Nee, dat mag niet!’ riepen ze dan.”

“Toen we een week later vertrokken lachten de kinderen ons toe, maar de ogen keken nog steeds ontzettend hongerig. Dat bleef ons bij. Pal voor Kerst arriveerden we bij de Maas. Er was een schuit gedeeltelijk gezonken. We deden er een ontdekking. Er lag nog ontzettend veel kool in. Één van mijn makkers zei: ‘Weet je, zou het niet mooi zijn als we enkele zakken met kool naar de kinderen en families in Sint-Oedenrode brengen?’ We kregen het voor elkaar om enkele jute zakken te bemachtigen en gingen op pad. Het was een hele tocht, maar we waren precies op tijd terug toen onze unit verder ging.”

“Zestien jaar later was ik gestationeerd in Duitsland. Ik besloot om met mijn familie een bezoek te brengen aan de familie Verheggen. Ik klopt aan en een jongeman deed open. ‘Woont hier meneer Verheggen?’ vroeg ik. ‘Jij moet Charlie zijn’, zei Piet. Hij herkende me meteen. ‘We zijn jullie nooit vergeten. Jullie brachten ons eten en kool. Het was de beste Kerst ooit.’

Aanstaande zaterdag is het 4 mei: Dodenherdenking in Nederland. Een dag later vieren we Bevrijdingsdag. Een moment om nog eens stil te staan bij al die militairen die ons geholpen hebben in de zware oorlogstijd. Denk dan ook aan Charlie Fielding en zijn vrienden. Zij hielpen enkele Rooise families de winter door. We moeten ze voor eeuwig dankbaar zijn.