Afbeelding

Een klein dorpje in een grote oorlog (deel 21)

Algemeen

De Duitsers houden een razzia  (hoofdstuk 21)

Het gaat niet goed met Duitsland, hoort Toon van de Tillaart elke avond op Radio Oranje. Daar wordt vertelt dat Mussolini, de Italiaanse fascistische leider en bondgenoot van Hitler in Rome het veld heeft moeten ruimen. De nieuwe Italiaanse regering heeft na de landing van de Amerikanen op Sicilië en later het Italiaanse vaste land de kant van de geallieerde gekozen.. De Italiaanse Koning Victor Emmanuel liet Mussolini daarop arresteren. Dat Hitler dit niet erg op prijs stelt, laat hij blijken door dat deel van Italië, waar de fascisten het nog voor het zeggen hebben te bezetten. Het lukt de Duitsers zelfs om de Italiaanse dictator weer te bevrijden. Dat alles, met de verliezen in het Oosten en de in omvang steeds toenemende bombardementen op de Duitse steden, maakt het dat de Duitsers steeds zenuwachtiger worden. Blijkbaar lukt het de Nazi's ook niet meer om hun verliezen aan manschappen aan het front te compenseren en daarom worden steeds vaker oudere werknemers onder de wapenen geroepen. Dat heeft weer gevolgen voor de bezetting van de fabrieken. Maar ook daar hebben Hitler en zijn boevenbenden weer een oplossing voor gevonden. In de bezette landen zijn meer dan voldoende jonge mannen beschikbaar, die de plaatsen van de Duitsers in de fabrieken op kunnen vullen.

Ook in Rooi zijn veel mannen die zeventien jaar of ouder zijn, opgeroepen voor de 'Arbeitseinsatz'. Maar weinig jonge mannen hebben aan de oproep, om in Duitsland te gaan werken gehoor gegeven. Aanvankelijk duiken zij onder, de meesten meestal niet verder dan bij de buren of een familielid. Zo ook Has van de Tillaart, de oudste broer van Ties, hij duikt onder bij Broer van de Kerkhof op Vressel. Maar als de Duitsers de eerste weken na die oproep niet reageren op het wegblijven van de Rooise jongens, komen zij langzaam maar zeker allemaal weer voorzichtig boven water. Sommigen wagen het er zelfs op om overdag weer thuis te komen. Maar 's nachts verblijven zij veiligheidshalve toch op dat andere adres, waar geen jonge mannen staan ingeschreven. Ook Has komt af en toe naar huis. "Ik denk dat ik weer hier kom slapen", zegt hij tegen zijn vader. "Dat lijkt me geen goed idee", antwoordt Toon. "Vroeg of laat houden de Duitsers een keer een razzia en dan ben je er gloeiend bij. Hoe graag ik je ook thuis heb, het lijkt me beter dat je op Vressel blijft".

Dat Toon het bij het rechte eind had, blijkt na enkele weken al. Braaf katholiek als dat de Rooise jongens zijn, gaan zij elke zondag naar de kerk. Dat ze onder zijn gedoken doet aan die gewoonte geen afbreuk. Dat de Duitsers dit ook in de gaten hebben, dringt maar tot weinigen door. Tijdens de hoogmis, komen de Duitsers met een groot aantal overvalwagens naar Rooi. Tactisch posteren de bezetters zich rondom de kerk. Nadat pastoor Van Keldonk de kerkgangers zijn zegen heeft gegeven lopen de niets vermoedende jonge mannen direct in de handen van de Duitse troepen die hen voor de kerk op staan te wachten. De waarschuwing, die als een lopend vuur in de leegstromende kerk rondgaat ten spijt, lopen ook de jongens die via de zijdeuren de kerk willen verlaten in handen van de Duitsers die zich daar hebben opgesteld. Ook Has dreigt in de val te lopen, maar in plaats van dat hij naar buiten loopt, besluit hij om de toren in te vluchten. Een goede keuze, want ondanks dat de Duitsers ook in de toren omhoog komen, weet Has zich buiten beeld te houden. Voor alle zekerheid houdt hij zich daar de hele dag schuil en als hij zeker is dat er geen Duitsers meer in Rooi zijn, komt hij 's avonds uit zijn schuilplaats te voorschijn. Voor dat hij nog voor spertijd naar Vressel terugkeert loopt hij snel bij zijn dolgelukkige ouders binnen, die al vreesden dat hij op transport naar Duitsland was gesteld, om hen te laten weten dat hij de dans is ontsprongen.

Ook Broer van de Kerkhof is verbaasd dat Has weer opduikt. "Ik was al bang dat ze jou ook te pakken hadden", zegt Broer tegen Has. "Het lijkt me beter dat je voortaan hier op zondag maar je Weesgegroetje en het Onze Vader bidt. Die Moffen zullen zeker nog een keer op mensenjacht gaan. Het is maar de vraag of je de dans dan weer ontspringt".

Ook voor de mensen die niet direct door de Duitsers worden opgejaagd, wordt het leven elke dag moeilijker. Op het platteland is er met wat ritselen nog wel aan eten te komen, maar de rantsoenen die officieel beschikbaar zijn worden elke week minder. Zeker in de steden leidt dat er toe dat steeds meer mensen onvoldoende te eten hebben. Broer van de Kerkhof ziet dan ook steeds vaker en steeds meer mensen uit Eindhoven langskomen om een paar ons boter of kaas te kopen. Ook voor melk komen de mensen vanuit de stad naar Vressel. Een van de vaste klanten van Broer heeft dit keer in plaats van een fles, een soort metalen kannetje bij zich. "Wat heb je nu toch weer bij je?", vraagt Broer aan de man. "Ja", zegt de man. "Dit is de nieuwe huisvlijt die we bij Philips beoefenen. Die glazen flessen zijn vrij breekbaar, maar de Crisis Controle Dienst is nog een groter probleem. Vorige week stonden ze in Son aan de brug. Ik zag ze al bijtijds staan, toen ik van hier kwam en ben toen via Gerwen naar Eindhoven terug gegaan. Maar ik wil niet het risico nemen dat die lui daar weer een keer staan en dat ik ze te laat zie. Daarom heb ik op het werk bij Philips dit kannetje gemaakt. Ik kan het mooi onder mijn kleren verstoppen. De Duitsers die bij de poort controleren of we niets van 'hun' waardevolle grondstoffen mee naar huis nemen, hebben het niet gezien. Daarmee snijdt het mes aan twee kanten. Het meest praktische is dat ik mijn melk op een veilige manier kan komen halen. Bovendien betekent elk kannetje dat we bij Philips maken, dat er waardevolle metalen in Nederland blijven en dat die niet ingezet kunnen worden voor de Duitse oorlogsvoering", zegt de man. Broer van de Kerkhof kan er wel mee lachen. "Die mentaliteit staat me wel aan. Ik stop voor jou een extra ons boter in je tas", zegt hij.

Als Toon van de Tillaart 's avonds van zijn werk bij Kamp Oda naar huis fietst, gaat hij zoals wel vaker even bij Bert van Rooij langs. Bert knapt sinds dat de smederij door het gebrek aan metalen zo goed als stil ligt wel eens een klusje op voor Kamp Oda. Op die manier kan Bert ook wat delen in de metalen die Kamp Oda van de Duitsers krijgt voor het maken van meubels. Dat niet alle metalen tot meubels worden verwerkt spreekt voor zich. Daar waar het lukt om metalen achterover te drukken, kunnen die worden gebruikt om de hoogst noodzakelijke reparaties aan landbouwwerktuigen te verrichten. Daar zijn die metalen beter aan besteed dan aan wapens voor onze 'beschermheren'. "En Toon, hoe staat het leven?", vraagt Bert. Het is zo'n beetje de standaardvraag waarmee elk gesprek van de twee heren begint. "Och, antwoordt Toon, "het zou me wel gelegen zijn als onze beschermheren zich terug zouden trekken in 'der Heimat'. 'Daar is alles toch veel beter dan hier' zeggen ze". "Ja", lacht Bert. "Dat zou voor iedereen beter zijn. Wij zijn niet gelukkig met hen en als je ze moet geloven is het daar inderdaad veel beter dan hier. Ik snap dan ook niet wat ze hier komen zoeken", antwoordt Bert. "Kom vanavond een kop koffie, of wat daarvoor door moet gaan, pakken", zegt Toon. "Dat is goed", is het antwoord dat Bert hem geeft.

Diezelfde avond komt Bert tegen acht uur bij Toon via de keuken naar binnen. "Toon, Toon, heb jij het gerucht ook al gehoord? Er wordt verteld dat de Engelsen en de Amerikanen vanmorgen met de invasie zijn begonnen. Broer van de Kerkhof vertelde dat er sinds vanmorgen vroeg massale landingen op de Franse kust plaatsvinden. Zou het dan eindelijk zover zijn?" "Dat meen je niet. Kom we gaan naar de zolder, dan zal Radio Oranje dat zeker melden", antwoordt Toon. Als de radio is opgewarmd, kunnen de twee mannen niet wachten totdat het negen uur is, pas dan begint de uitzending van Radio Oranje. "Laten we naar de BBC luisteren, die zullen dit nieuws beslist ook brengen", zegt Bert. Toon stemt de radio-ontvanger op de frequentie van de BBC af. Ondanks dat het Engels van beide mannen niet hoogstaand is, maken zij uit de enthousiaste toon van de nieuwslezer en de door hem gebruikte woorden 'invasion', 'Normandy' en 'huge fights' op dat er iets groots aan de hand zou zijn. Als Radio Oranje om negen uur het vermoeden van de twee mannen bevestigt, buitelen zij als twee enthousiaste jongens over elkaar heen. "Eindelijk, de oorlog is nu snel afgelopen. Laten we hier een borrel oppakken", ik heb nog een fles jonge klare van vooroorlogse kwaliteit staan", zegt Toon. "Eigenlijk is die voor de dag dat de Duitsers hier zijn vertrokken, maar een borreltje vooruitlopend op dat grote feest, moet kunnen", zegt Toon.

Afbeelding