Anita van Erp
Anita van Erp

Anita van Erp: Sociale wijkagent in goede balans

Algemeen

'Laatst hield een wat oudere mevrouw mij aan. Ze wilde even met mij praten, zei ze. Ze wilde haar verhaal kwijt. Ik heb haar probleem niet opgelost, maar ik ben wel voor haar dat luisterend oor geweest. Aan het einde van het gesprek wilde ze mij een knuffel geven, zo opgelucht en dankbaar was ze. Ik denk dat dit zeker mede een taak van de politie is.'

Door Jan H.F. van der Heyden

Met deze ontboezeming is Anita van Erp (38), wijkagent in Sint-Oedenrode, misschien wel het beste getypeerd. En als we aan het einde van het gesprek bij haar informeren of we iets niet gevraagd hebben, antwoordt ze: 'Ja, de samenwerking met mijn collega Frans van Rozendaal, de andere wijkagent hier in het dorp. Dat gaat zó goed. We voelen allebei de verantwoordelijkheid voor héél Sint-Oedenrode. Een heel prettige samenwerking.' Dat is óók brigadier Anita van Erp, een echte Rooise, opgegroeid in het Haverland bij de vijver van het Molenwiel ('daar heb ik als klein meisje gevist en geschaatst'). En óók de echte Anita van Erp komt tot uiting als ze blijk geeft van haar dankbaarheid jegens haar ouders. 'Als zij er niet waren, zouden wij dit werk niet kunnen doen.' Anita verwijst hiermee naar haar gezinssituatie, naar haar echtgenoot Franck (49), die hoofdagent is in Den Bosch, en naar haar twee dochters van 11 en 13. 'Als Franck en ik onze roosters krijgen, is het eerste wat ik ermee doe naar mijn ouders lopen. Onze kinderen kunnen altijd bij opa en oma terecht. Daar hebben ze ieder hun eigen slaapkamer. Bij ons in de keuken hangt een bord waarop de kinderen precies kunnen zien wanneer mama en papa moeten werken en zij dus naar opa en oma kunnen. Zonder de hulp van mijn ouders zouden we dit werk niet kunnen organiseren.' Anita heeft de goede balans gevonden, zegt ze. Het gezinswerk is, met dank aan haar ouders, goed te combineren met haar politietaak. 'En ik werk niet fulltime, hè, 28 uur per week, dat scheelt ook. Soms zou ik wel meer uren willen werken en soms zou ik ook wel wat meer privétijd willen hebben, meer thuis willen zijn.'

Anita van Erp was 19 jaar toen ze na haar schoolopleiding (De Leijgraaf in Veghel) niet goed wist wat ze wilde. 'Ik heb nog een half jaar Pabo gedaan, want ik wilde eigenlijk juffrouw worden. Ik heb toen een paar baantjes gehad, nog een enkele maand bij Ahrend gewerkt. Defensie vond ik ook wel leuk en de horeca ook. Toen zag ik in het Eindhovens Dagblad een advertentie waarin politiemensen werden gevraagd. Ik dacht: da's leuk, dat ga ik doen. Ik heb gesolliciteerd en werd meteen aangenomen. Later hoorde ik dat op die ene advertentie 1200 mensen hadden gereageerd, waarvan er 24 zijn aangenomen. Ik heb op de politieschool in Heerlen de opleiding gevolgd en na anderhalf jaar ben ik geslaagd. Stage gelopen in Cuyk en daarna definitief geplaatst in Schijndel. Liever was ik naar Den Bosch gegaan, want je wilt als jonge agent drukte, actie, veel doen, maar daar was geen plaats. In Schijndel wist ik het politiebureau niet eens te vinden.'
Dat eerste jaar in Schijndel viel haar niet mee. 'Ik heb me er erg ongelukkig gevoeld. Ik ging op pad met collega's die tegen hun pensioen aanzaten. Die waren minder enthousiast dan ik. Ik wilde actie, overal naar toe. Ja, dat heeft zeker wel 'n jaartje geduurd voordat ik me op mijn gemak voelde.'
Ze haalt dan een voorbeeld aan van haar Schijndelse beginperiode. 'We werden naar een adres gestuurd waar een agressieve situatie heerste, een mes getrokken en zo. Toen we daar aankwamen zei mijn collega: "wacht jij hier maar buiten." Nou ja, zeg, hoe goed ook bedoeld, zo beschermend, bijna lief zou je zeggen, maar dat wilde ik op zo'n moment natuurlijk niet horen! Ik wilde er op af! Voor mijn gevoel werd ik in die eerste beginperiode afgeremd door oudere collega's.'

Wennen moest ze ook aan het politievak. 'Toen ik de eerste keer iemand moest aanhouden, was ik stom verbaasd. Ik zei dat ie moest blijven staan en dat deed ie ook nog! Ja, ik moest er echt aan wennen dat een snotneus, zoals ik, een ander moet vertellen wat ie moet doen.'

Sint-Oedenrode dan. Een voordeel voor een werkende politievrouw die er geboren en getogen is? 'Ja, ik denk het wel. Je kent heel veel mensen, dat is een duidelijk voordeel. Sommigen kijken nog tegen de politie of tegen het politie-uniform op, maar als ze dan een bekend gezicht zien, werkt dat drempelverlagend. Ze spreken mij eerder aan omdat ze mij kennen. Maar eerlijk gezegd heb ik ook wel eens het gevoel dat ik nooit écht vrij ben. Ook privé word ik aangesproken en opgebeld.'
Sint-Oedenrode, Anita wil er niet weg. 'Ik vind het wijkagentschap heel erg leuk. En we gaan nu 'vernieuwend werken'. Veel meer de wijk in met een groepje collega's, veel meer de straat op. Dan wordt dat groepje ook verantwoordelijk voor een bepaald gebied. Samen de klus klaren, dat is het leuke en dat wordt met het 'vernieuwend werken' alleen maar leuker. We gaan ook met meer mobiele middelen werken, zoals met een laptop in plaats van een notitieboek. We hebben nieuwe teamchefs gekregen.' Super enthousiast is ze, Anita.

Werken in een hoofdzakelijke mannenomgeving, hoe is dat? 'Gewoon, normaal. Ik sta daar niet bij stil. Het is dagelijks werk. Niet anders.' Heeft een politievrouw bepaalde vaardigheden die een politieman niet heeft? 'Misschien de manier van communiceren. Ik denk dat veel vrouwen iets meer op het sociale vlak communiceren waardoor ze veelal meer geduld hebben. En bij huiselijk geweld of een andere agressieve vorm praat een vrouw gemakkelijker met een vrouwelijke politieagent. Maar over het algemeen is een vrouwelijke politieagent niet per definitie beter of anders dan een mannelijke. Ja, als het op het fysieke aankomt, hebben mannen natuurlijk veel meer kracht. Er is ook geen verschil in de politietaken tussen een man en een vrouw. Alleen bij het fouilleren. Daar is het een vrouw-de-vrouw en de-man-de man.'

Over de fysieke vaardigheden van Anita komen we niet zo heel veel te weten. Ze houdt zich bewust op de oppervlakte als we daarover beginnen. 'Mijn eerste optreden bij de Mobiele Eenheid was bij de rellen in de Graafsewijk in Den Bosch.' (JvdH: de Graafsewijk kreeg landelijke aandacht door de rellen die plaatsvonden in delen van de wijk. In december 2000 waren er de eerste grote rellen. Aanleiding was de dood van een bewoner die de politie bedreigd zou hebben met een mes. De politie zou toen uit noodweer de bewoner in zijn eigen huis hebben doodgeschoten). Anita: 'Daar heeft het een paar dagen flink gekruld. Ik heb toen angstige momenten gekend en gedacht: ik hoop dat ik vanavond veilig in mijn eigen bed lig.'
Waarom dan vrijwillig bij de ME? 'Omdat het zo leuk werken is. Je bent altijd met een vast groepje van twaalf mensen. Je treedt altijd met dezelfde mensen op, je zit altijd op dezelfde plaats in de ME-bus, altijd op dezelfde plaats in de linie. Je bouwt een band met elkaar op. Het optreden in groepsverband is het aantrekkelijke van de ME.'
Vervolgens vertelt Anita over een bijzonder moment bij de ME. 'Franck en ik zaten gelijktijdig op de opleiding. Daar wordt hard getraind, ook op het fysieke vlak. Dus word je ook geconfronteerd met het gooien van molotovcocktails en hoe je die brand dan moet bestrijden. Op een gegeven zei Franck tegen me: "Nou zijn we pas een paar maanden getrouwd, maar ik heb jou al in de fik zien staan.'

Boeven vangen. 'Ja, daarvoor ben je ook bij de politie gegaan.' En opnieuw houdt Anita zich op de vlakte, maar pas nadat ze haar interviewer heeft gecorrigeerd. "?Of we een boef hebben gevangen, bepalen wij niet. Wij houden een verdachte aan.' En dan: 'natuurlijk is een heterdaad bij een auto- of woninginbraak de krent uit de pap. Dat is ook het mooie van het politiewerk: het ene moment zit je rustig te typen, het andere moment vlieg je er met z'n allen uit in een achtervolging naar een overvaller.'
Hoogtepunten? 'Als in een groot onderzoek, bijvoorbeeld een beroving, alle puzzelstukjes op hun plaats vallen. Ik heb eens meegemaakt dat we bij een huiszoeking precies datgene vonden om het plaatje rond te krijgen.'
Teleurstellingen kennen politiemannen én vrouwen ook. 'Als wij denken dat we een goede vangst hebben gedaan, dat iemand voor een half jaar achter de tralies gaat en de betrokkene dezelfde middag nog zwaaiend langs het politiebureau wandelt. Dan heb je hard gewerkt, denk je de zaak helemaal rond te hebben, maar denkt de rechter daar anders over. Is er geen wettig en overtuigend bewijs. Dan is het effe heel hard balen. Maar ook maar heel even, want je weet dat het recht zal zegevieren.'

.