Het Kerkske in het Kofferen rond 1900
Het Kerkske in het Kofferen rond 1900

Rooise Streken: Zendingsgemeente Sint-Oedenrode

Religie Religie

Sint-Oedenrode - Er is een tijd geweest, dat er in Sint-Oedenrode van drie gezindten kerken in gebruik waren. De knoptorenkerk voor de Nederlands Hervormde gelovigen, de Martinuskerk voor de katholieken en het kerkje aan de Boskantseweg voor de aanhangers van de Evangelische Gemeenten. Het laatste kerkje, in Rooi ‘Kerkske’ genoemd, is inmiddels verdwenen maar de geschiedenis ervan is bijzonder.

De afscheiding
Toen in 1815 Willem I koning van Nederland werd, begon hij zich al vrij snel te bemoeien met de protestantse godsdienst. Hij liet voor de Nederlandse Hervormde Kerk een kerkorde opstellen die op 7 januari 1816 als het ‘Algemeen Reglement voor het bestuur der Nederlandsche Hervormde Kerk in het ‘Koninkrijk der Nederlanden’ bij Koninklijk Besluit werd goedgekeurd. Hierbij kreeg de Kerk de officiële naam ‘Nederlandse Hervormde Kerk’. De Knoptorenkerk in Eerschot behoorde hiertoe.

Door veel protestanten in Nederland werd deze van bovenaf opgelegde eenheidskerk niet gewaardeerd en men vond deze zelfs ongewenst. Vele gemeenten scheidden zich daarom af van de Nederlandsche Hervormde Kerk. Zo ontstonden o.a. de Evangelische Gemeenten. Pioniers waren o.a. de voorgangers Jan de Liefde (Amsterdam), ds. H. Witteveen (Ermelo) en ds. H.J. Budding (Goes). In 1881 verenigden zij zich in een landelijke Bond van Vrije Evangelische Gemeenten. Tot die tijd opereerden ze ieder afzonderlijk.

Ds. Hermanus Witteveen
Een van hen, ds. Witteveen, werd in 1815 in het Friese Boornbergum geboren als zoon van een predikant. Hij studeerde theologie in Leiden en in Utrecht. Na een zesjarige (1838-1844) onderbreking van zijn studie – hij diende in het leger, waar hij de rang van sergeant-majoor bereikte - pakte hij zijn studie theologie weer op. Op 30 juli 1845 trouwde hij in Harderwijk met Lubbertje Volten. In 1846 werd hij predikant van de Hervormde kerk te Ermelo. Hij raakte daar in conflict met de kerkelijke autoriteiten. Als voorstander van christelijk onderwijs raakte Witteveen ook in conflict met het plaatselijk hoofd van de school. De onderwijzer Arend Mooij werd slachtoffer van dit conflict. Witteveen ontfermde zich echter over Arend Mooij en leidde hem op tot Evangelist. In 1858 werd Mooij door Witteveen uitgezonden naar Sint-Oedenrode. Daar was een conflict ontstaan tussen de Hervormde dominee Buddingh en de Evangelische geloofsbeleving van De Girard de Mielet van Coehoorn op kasteel Henkeshage. De orthodoxe gedrevenheid van Arend sloot goed aan bij die van de kasteelheer. En zo werd Arend Mooij de eerste Evangelist die vanuit Ermelo werd uitgezonden.

Maatschappij van Welstand
Vooral Elisabeth de Girard de Mielet van Coehoorn, die in Sint-Oedenrode bij haar vader in huize Aqua Domus nabij de knoptoren woonde, vond dat er in Sint-Oedenrode een nieuwe predikant nodig was. De achtergrond van het eerder genoemde conflict school niet alleen in godsdienstige tegenstellingen maar had ook een zakelijke kant. De Maatschappij van Welstand zorgde er immers voor dat protestantse boeren geld konden lenen zodat zij in Brabant konden gaan boeren. De Hervormde kerk en de Maatschappij van Welstand steunden elkaar en waren fel gekant tegen aanhangers van de orthodoxe leer. De familie De Girard de Mielet van Coehoorn bezat in Sint-Oedenrode een aantal boerderijen en was dus een directe concurrent van de Maatschappij van Welstand en dus ook van de Hervormde kerk. In Hapert gebeurde ongeveer hetzelfde als in Rooi en daarom werden de Evangelische aanhangers al snel vanuit Rooi ook door Arend Mooi bezocht.

De zendingsgemeente
Op 12 september 1858 werd Ahrend Mooij in de Hervormde Kerk van Ermelo door Witteveen geordend tot Evangelist en op 20 oktober verbond hij zich aan zijn standplaats Sint-Oedenrode, waarmee hij de eerste Evangelist - in 19e- eeuwse zin- in Noord-Brabant werd. Arend Mooij werd in Sint-Oedenrode zoals gezegd ondersteund door Freule Elisabeth de Girard de Mielet (Betsy) van Coehoorn. Haar eerste zorg was een ruimte te vinden waar de gebedsdiensten konden worden gehouden. In 1851 was door Pieter Jacob jonkheer de Girard de Mielet van Coehoorn, broer van Elisabeth, kasteel Henkenshage verbouwd. Hier was ruimte genoeg. En zo werden in het kasteel op zondagmorgen de diensten gehouden door Arend Mooij. Hoewel Mooij enthousiast heel oostelijk Brabant doortrok en iedere zondag kerkdiensten leidde in de vestibule van kasteel Henkeshage, was hij arm. Het beroep door de ‘Vereniging voor binnen- en buitenlandse zending’ te Middelburg, dat hij na een jaar ontving, was voor hem dan ook een uitkomst. Op 20 november 1859 werd hij door Witteveen in zijn nieuwe werkkring te Middelburg bevestigd.

Inmiddels was Witteveen uit de Hervormde Gemeente in Ermelo gezet een nieuwe beweging en bouwde in 1859 de Zendingskerk Ermelo, welke kerk nog steeds bestaat. Na Mooij’s vertrek naar Middelburg in 1859 was er niet direct een geschikte opvolger voor handen in Sint-Oedenrode. Mede door Witteveens contact met de Nederlandsche Evangelische Protestantse Vereeniging, vervulden de Evangelisten Rietbergen en Klaarhamer en Wijnand Vlietstra van deze Kerk tijdelijk de Rooise post.
In Cadzand bestond sinds 1861 een evangelisatie, begonnen door Arend Mooij en voortgezet door de evangelist Pieter Johannes Israël. In 1863 werd evangelist Pieter Johannes Israël naar Sint-Oedenrode gezonden. Inmiddels was de zendingsgemeente Sint-Oedenrode een bloeiende gemeente.
De Maatschappij van Welstand zag dit allemaal met lede ogen aan en mr. dr. W. de Vries schrijft hierover in zijn boek ‘Bijdrage tot de geschiedenis van het Zuiden van Nederland’: ‘Aan jhr. Pieter Jacob werd de bedoeling toegeschreven, dat hij “een kolonie van uitverkorenen” wilde stichten’; ds. Buddingh schreef dan ook in 1870 smalend over “het ijverig werfdepôt Coehoorn”. Dit laatste strekte zijn werkzaamheid uit over de wijde omtrek van St. Oedenrode, o.a. in Oirschot, Hoogeloon, Hapert, Bladel en Bergeyk, en wekte daar veel onrust in de plaatselijke hervormde gemeenten. Menige rechtzinnige protestantse boer, afkerig van de kerkelijke richting van zijn plaatselijke predikant, schaarde zich onder het gehoor van de rondtrekkende “huiskapelaan” van de “jonge Baron”, bleef uit de eigen kerk weg en deinsde er niet voor terug om in de kerkelijke vergaderingen op hoge toon van de plaatselijke predikant verantwoording van leer en levensgedrag te eisen.’ 
Hieruit kan worden vastgesteld, dat de twee geloofsgemeenschappen zo nu en dan met elkaar in de clinch hebben gelegen. Toch moet ook worden opgemerkt, dat Pieter Jacob, de eigenaar van het kasteel, weliswaar lid van de Gemeente was, maar dat het vooral zijn zuster Betsy was, die in Sint-Oedenrode de kar trok. Zij woonde immers zoals gezegd bij haar vader in Sint-Oedenrode en luitenant-ter-zee Pieter Jacob jonkheer de Girard de Mielet van Coehoorn woonde lange tijd in Nieuwerdiep bij Den Helder, waar hij gelegerd was. Zij maakte de jaarverslagen en publiceerde regelmatig in het ‘Ermelosch Zendingsblad’.

Een eigen gebouw
De geloofsgemeenschap groeide zodanig, dat de behoefte ontstond om een eigen kerk te bouwen. Elisabeth besloot tot de bouw van een kerk aan het Kofferen, nu Boskantseweg 3. Het kerkje werd op 3 november 1867 geopend. In het archief van de zendingskerk in Ermelo is het verslag van de opening van deze kerk nog aanwezig.

Het verval
Vanaf november 1867 werden dus de diensten niet meer gehouden op Henkenshage. Pieter Israël en Elisabeth de Girard de Mielet waren de belangrijkste dragers van de gemeenschap. Na het overlijden van Pieter Jacob in 1871 besloten zij in 1873 met elkaar te trouwen. Na hun huwelijk gingen ze in Veghel wonen. Pieter Johannes Israël bleef voorganger van de gemeente tot in 1876. Toen ging hij over tot een ander kerkgenootschap namelijk dat van de Christelijke Gereformeerde Kerken. De Zendingsraad in Ermelo noemde het een onberaden stap en probeerde hem nog op andere gedachte te brengen. Het kerkje, dat op naam stond van Elizabeth werd door haar in 1876 verkocht. Op 12 maart 1876 werd Israël oefenaar (Protestantse voorganger die aan huis, in een kerk of een schuur preekt) in de christelijke gereformeerde kerk van Beekbergen en op 14 november 1878 werd hij daar predikant. In 1881 echter werd hij predikant in de vrije Evangelische gemeente Gommersbach in Pruisen. Hij overleed als vrij Evangelisch predikant in Gernsbach in het Duitse Baden Württemberg.
Elisabeth was al in 1887 overleden en begraven op het kerkhof aan de Soerenseweg te Soeren in Apeldoorn. Door het overlijden van Pieter Jacob en het vertrek van Pieter Israël en zijn vrouw uit Sint-Oedenrode ging het snel bergafwaarts met de beweging. De Evangelische Gemeente Sint-Oedenrode werd nog genoemd in 1881 toen dominee Bonhoff uit Sint-Oedenrode betrokken was bij het oprichten van alle evangelische stromingen tot een bond. Maar al voor de oprichting van de bond in 1881 is zij ter ziele gegaan.

Het einde
Na de verkoop zijn er nog diensten gehouden in het kerkje. In 1876 vestigt zich in Sint-Oedenrode predikant John Meijer en gaf het Kerkske de naam Eben Heazerkerk. Volgens een advertentie in De Rooijsche Courant werden er Evangelische diensten gehouden. Echter niet gelieerd aan de zendingskerk van Ermelo. Dat is toch verwonderlijk te noemen, want ook Meijer was opgeleid door ds. Witteveen. Wat nog verwonderlijker is, dat in de biografie van ds. Witteveen de naam Sint-Oedenrode veelvuldig voorkomt en die van J. Meijer helemaal niet.
Van een conflict met de Hervormde Kerk wordt in die tijd niets meer vermeld, maar de toenmalige pastoor van de Martinuskerk van Heck maakte in 1884, bij het vertrek van J. Meijer naar Geldrop, een slecht leesbare aantekening op een advertentie in de Rooijsche Courant in de trant van ‘blij dat hij weg is’. Het kerkje is vanaf die tijd niet meer als kerk gebruikt r heeft na de oorlog nog dienst gedaan als woning en is in 1972 gesloopt.

afb 1: Arend Mooi, Evangelisch predikant in Rooi 1858-1859
afb 3 Gekriebel van pastoor van Heck in de advertentie