Sint Oedenrode
Sint Oedenrode Foto: Een luchtfoto van Rooi. Vele tientallen jaren geleden.

Besmettelijke ziekten te Sint-Oedenrode

Historie Historie

Sint-Oedenrode - Regelmatig komen we berichten tegen in de oude archieven van Sint-Oedenrode, over pest of haastige ziekte, "hetwelk God den Heere wil verhoeden." Ook over het begraven en de maatregelen die ondernomen moesten worden opdat de ziekte zich niet verder zou verspreiden.

In 1866 lezen we in de notulen: De Voorzitter geeft de Leden van de Raad in overweging of het niet raadzaam zoude wezen in navolging der stad 's-Hertogenbosch en andere plaatsen tot wering en voorkoming van uitbreiding der Cholera op de binnen deze gemeente gehouden wordende jaarmarkten, tot nadere opzegging niet toe te laten, muzikanten en liedjeszangers met of zonder draaiorgels of tableau, goochelaars, vertoners van gymnastische en soortgelijke vertoningen enz. Dit voorstel vindt bij al de leden bijval en wordt met algemene stemmen aangenomen om de jaarmarkten te blijven houden, te weten zonder hoornvee, geiten of schapen, maar de hierboven gemelde landlopers tot weder opzegging niet toe te laten. Mede besloten omdat dezelve geen onwetendheid zouden kunnen voorwenden hiervan publicatie te doen drukken en in deze en omliggende gemeenten ter afkondiging en aanplakkingen te verspreiden. In een brief van het gemeentebestuur van Sint-Oedenrode aan het provinciaal bestuur van 4 juni 1866, worden als desinfecterende middelen chloorkalk en ijzervitriool genoemd. Bij het uitbreken van cholera zouden deze stoffen in alle gehuchten in speciale lokalen gedeponeerd worden. Rond 1867 maakt de heel- en vroed meester J.H. van der Velde de gemeente er op attent dat er weer cholera heerst en door het tegenwoordige grote verkeer langs vaar-, rij- en spoorwegen, er dagelijks verspreiding van de ziekte plaatsvindt. Voor de lijders van besmettelijke ziekten is er dan een ziekenhuisje in aanbouw. Het gebouwtje stond op grond van "de Armen", dicht bij een dijkje vlak aan de rivier de Dommel op een geheel open terrein genaamd ‘de Meerakker’ (nu bij benadering Laan ten Bogaerde 4 en 6) en voldeed goed aan zijn bestemming. De inrichting bood plaats aan 8 à 10 lijders en twee oppassers. Voor behoorlijke luchtverversing van dit gebouw was gezorgd. De verpleging - indien nodig - werd opgedragen aan Wilhelmina Franssen, een sterke vrouw van omtrent 50 jaren.
Er moest ook een begraafplaats komen voor overledenen aan besmettelijke ziektes. Er werd besloten om een gedeelte nabij de voormalige Sint Maartenskerk (de Knoptoren) te omheinen en wel dat gedeelte liggende tegen het tuintje van perceel G 446. Vanwege de verwachte tegenstand van de zijde der Nederduitse Hervormden stelt het Dagelijks Bestuur voor een scheiding te maken tussen gemelde begraafplaats en het bedoelde tuintje. In 1880 was het ziekenhuisje in een slechte staat, maar met betrekkelijke geringe kosten konden er verbeteringen aangebracht worden. Toch werd ook nieuwbouw overwogen.
"Indien mocht worden besloten om voornoemd gebouw af te breken en een nieuw op te richten, zal o.a. de bekende plaats bij de sluiswiel perceel G 323 genaamd ‘de Vogelenpas’ (nu bij benadering het Sluisplein) zeer geschikt zijn." De bewoners van de Borchmolendijk en Eerschot protesteren hier tegen en hun argumenten zijn "dat de uitvoering nadelig zal werken op de volksgezondheid, omdat de provinciale weg en verschillende woonhuizen veel te dicht bij bedoeld terrein gelegen zijn. Bovendien, de weg naar gemeld perceel is zeer gebrekkig en laag, dat bij hogen waterstand onder loopt."
Het terrein tegen de Dommel, eigendom der familie Kemps, waar vroeger een wind-graanmolen gestaan heeft (nu Christinaweg), blijkt ook ongeschikt. Maar de plaats tussen de Dommel en de Hoef, achter wat nu de Deken van Erpstraat is, was goed gelegen en voldeed goed om daar een ziekenhuis te bouwen. Er zou dan nog een bleekje overblijven, "dat ten dienste van de buurten geschikt zal zijn." Uiteindelijk heeft men toch het oude ziekenhuisje opgeknapt. In 1904 komt er een "voorstel door den Eerwaarde Heer Pastoor van Erp om een gebouw voor besmettelijke ziekte te verbinden met het R.K. Gasthuis." Het oude ziekenhuisje werd in 1924 door het Burgerlijk Armbestuur overgenomen van de gemeente, het werd toen ingericht tot twee woninkjes voor twee armlastige gezinnen. Bij woningonderzoek in 1962 bleek er op A 480 nog een gezin te wonen. Het gebouwtje werd rond 1966-1967 gesloopt.

Bron bij redactie bekend.