Afbeelding

Sportman. Judoka. Opvoeder.

Algemeen Human Interest

Sint-Oedenrode - "Dat was wel een kippenvelmomentje ja", bagatelliseert Cor van der Heijden (63) zijn 'finest hour' een beetje. Hij heeft het over het moment dat hij een demonstratie mocht geven aan driehonderd man, in een vrijwel heilige Japanse dojo, onder toeziend oog van een gerenommeerde judogoeroe. Hoe koeltjes hij het ook zegt, aan alles is te merken dat het voor hem het summum was. Hij is er meerdere malen geweest, in de bakermat van de judosport. Voor veel jonge Rooise judoka's is dat de dojo in de wijk Kienehoef. Daar ligt voor hen de start van een judo carrière. Of niet, maar dan hebben ze in ieder geval een aantal wijze lessen geleerd van sensei Cor.

Door: Jeroen van de Sande

De tatami in sporthal de Kienehoef is een tweede thuis voor Cor. Al tientallen jaren slijt hij daar vele uren per week om judo te ademen, te voelen, te smijten, te leren en doceren. Het is dan ook logisch dat we daar afspreken voor dit interview. Ieder jaar zien we weer nieuwe judokampioenen in de krant voorbij komen. Soms zien we Cor zelf, met zijn judomakker Erik Markgraaff, als ze weer een medaille gehaald hebben in het onderdeel Kodokan Kata. Hoe blijft hij zo gedreven? Heeft hij nog doelstellingen? Hoe staan de sterren voor budovereniging Dai Ippo, waar Cor de personificatie van is? Om dit te achterhalen, moest ik bij Cor op het matje komen.

Atletiek
"Ik ben pas op mijn achttiende begonnen met judo. Soms denk ik wel 'hoe zou het zijn gelopen als ik eerder was begonnen?', maar het heeft niet zoveel zin om daar lang over na te denken. Al vroeg was ik een fanatiek sporter. Ik zat in de nationale jeugdselectie atletiek. De werpnummers waren mijn specialiteit. Later kwam ik er achter dat ik daarin te kort kwam. Mijn concurrenten waren een stuk groter en konden daardoor meer kracht ontwikkelen bij het werpen. Op het CIOS vond ik judo leuk. Daar beet ik me helemaal in vast en ik trainde veel om beter te worden. In 1977 vroeg Dai Ippo me om trainer te worden", blikt Cor terug op de beginperiode. Hij zat in het traject om diploma's te behalen en mocht bij Dai Ippo alvast beginnen. Diensttijd en een lange trip naar Nieuw-Zeeland zorgden voor een haperend begin, maar vanaf 1980 is hij nooit meer weggeweest. In die eerste jaren was Cor behalve judotrainer ook nog atletiektrainer in Son en gaf hij zwemles bij Argo. De club waar zijn vader in de technische commissie zat.

Zesde dan
De judomaterie is voor buitenstanders vrij lastig te begrijpen, in ieder geval om te onthouden. Cor legt in het kort uit welke banden je kunt halen. De zwarte band is de hoogste band, maar het is niet het hoogste binnen het judo. Dat is de tiende dan. Nou ja, niet helemaal, want de grondlegger van het judo – Jigoro Kano – haalde er zelfs twaalf. Na zijn dood nog! Hij is de enige ooit geleefd die verder kwam dan tien. Op dit moment zijn er drie mensen op aarde met een tiende dan. Cor heeft er vijf en dacht zijn zesde binnen te hebben. "Een dan haal je door prestaties, maar ook door judo te 'leven' als het ware. Het feit dat ik al heel lang judolessen geef, hier en aan het CIOS, zorgt ervoor dat ik extra punten krijg. Ook het leveren van Nederlands Kampioenen levert extra punten op. Die heb ik geleverd dus dan tikt dat aan. Zo zijn er nog meer manieren om punten te halen. In mijn hele carrière heb ik negenenzestig punten behaald. Zestig is voldoende voor de zesde dan. Volgens mijn district verdiende ik hem en daarom werd het ingezonden naar de landelijke judobond. Ik ging er vanuit dat het wel goed zou komen, maar toch zat er iemand die het tegenhield. Ik weet niet waarom. Of ik boos ben? Nee hoor, helemaal niet. Wel wil ik weten waar ik aan toe ben. Wat moet ik doen om hem nog te halen. Die zesde dan is namelijk wel mijn doel."

Lees verder in DeMooiRooiKrant van deze week