Paters Damianen wijzen Amsterdamse ex-jood de weg naar Rooi

Roois nieuws
Een Amsterdams stukje geschiedenis in Sint-Oedenrode. Zo zou je het hofje aan de Burgemeester van Oerlehof in Sint-Oedenrode kunnen noemen. De hoofdrolspeler daarin is een rasechte Amsterdammer die luistert naar de naam Herman Ezechiël Slijper, een Jood die de Holocaust overleefde, uit een achtste generatie diamantslijpers. En het was diezelfde Herman Ezechiël Slijper, die in 1950 aan dat hofje een diamantslijperij oprichtte met 9 leerlingen en 2 diamantslijpers. Waar binnen een mum van tijd 40 mensen, hoofdzakelijk Rooienaren, werk vonden. Een nagenoeg gelijkwaardige hoofdrolspeler wordt jaren later de Amsterdamse Marianne Dijkstra-Slijper (67), de dochter van Herman Ezechiël Slijper, als zij met haar man Binnert Dijkstra (68) de leiding van het bedrijf overneemt. Vader en dochter Slijper schrijven samen met Binnert een eigen stukje geschiedenis in Rooi.

Door: Jan H.F. van der Heyden

Een stukje geschiedenis, alleen al vanwege de merkwaardige reden dat een diamantslijperij vanuit Amsterdam in het onbetekenende Sint-Oedenrode terecht komt. Herman Ezechiël Slijper was het in 1950 absoluut oneens met een uitgeroepen staking van diamantslijpers. Hij verbood zijn werknemers eraan mee te doen. En als ze het wel deden, stonden ze op straat. En er deden werknemers van zijn bedrijf mee aan de staking en die konden dezelfde dag nog vertrekken, vertelt zijn dochter Marianne 65 jaar later. En daarom moest Slijper zijn slijperij in Amsterdam sluiten.

Hoe en waarom weet Marianne ook niet (zij was toen 3 jaar oud), maar via de Rooise Paters Damianen kwam haar vader (die zich in 1944 vanuit het Jodendom had bekeerd tot het katholicisme) in contact met de gemeente Sint-Oedenrode. Er heerste in die tijd grote werkloosheid in Brabant. En het Antwerpse diamantcentrum lag op een te overbruggen afstand van het Brabantse dorp. 'Het was toen buitengebied, waar mijn vader grond kocht van de gemeente om er een diamantslijperij te vestigen', weet Marianne. Tien jaar lang bood 'D'n Diamant', zoals de slijperij in het Rooise werd genoemd, werk aan jonge, veelal ongeschoolde arbeiders. 'Het was de tweede grootste industrie in Sint-Oedenrode na Ahrend', vertelt mevrouw Dijkstra, die vanaf haar achttiende bij haar vader op het Amsterdamse hoofdkantoor van Slijper Diamanthuis werkte. Dan, in 1960, verplaatst de diamantindustrie zich vanuit Nederland naar veel goedkopere landen, zoals India, Israël en België. Ook in de slijperij in Sint-Oedenrode gaat het licht uit. Er blijft een fabrieksterrein met een fabrieksgebouw over, waarvoor geen interesse is.



'Met hele bussen vol kwamen ze naar Sint-Oedenrode. Dat was heel gunstig voor de economie van het dorp.'



De commerciële diamantdraad in Sint-Oedenrode wordt weer opgepikt in 1976 als de schoonzoon van Slijper, Binnert (Friese afleiding van Bernard) in de zaak komt. Binnert en Marianne zijn in 1972 getrouwd en hebben een tijd doorgebracht in Groningen, waar Binnert het tekenvak volgde aan de Kunstacademie. Zij keren in 1976 terug in Amsterdam en bouwen van daaruit de Rooise slijperij om tot een detailhandelshuis voor de verkoop van sieraden. Er komt een showroom waarin de diamanten worden getoond en gepromoot. En met succes. Marianne: 'Van heinde en verre kwamen mensen naar Sint-Oedenrode. Hele bussen vol. Dat was ook heel gunstig voor de economie van het dorp, want die mensen bleven hier lunchen en koffiedrinken. We hadden echt een regiofunctie.' Uit deze succesperiode 'stammen' ook de Rooienaren Gerrit van der Steen en Jan van de Koevering. Marianne: 'Zij vormden samen met mijn man de motor van het bedrijf.'

Na twaalf jaar worden Marianne en Binnert het dagelijks op-en-neer-rijden van Amsterdam naar Sint-Oedenrode moe en besluiten zij dicht bij de zaak, in de Diepenbrockstraat, te gaan wonen. Dan wordt het verkoopsucces nóg groter. 'Een hausse', zegt Marianne terugkijkend. "De showroom werd te klein. Mijn man heeft toen een nieuw gebouw als verkoopruimte ontworpen in de vorm van een achthoekige briljant. Het ontwerp is door architect Van Bergeijk verder uitgewerkt.' Het bedrijf draaide op volle toeren met een eigen reparatieservicedienst, drie goudsmeden en vier verkoopsters in dienst.

Binnert, de commerciële creatieveling, ontwierp niet alleen een nieuwe verkoopruimte, hij ontwikkelde voor een groot deel van het totale bedrijfsterrein ook woningen, eigenlijk tekende hij een compleet nieuwe woonbuurt. Zijn medewerkers kwamen als eersten in aanmerking voor deze huizen. Met de daadwerkelijke realisering van dit woningproject verdwijnt bij Binnert en Marianne een stukje levensvreugde als gevolg van een haperende gemeentelijke medewerking. Beiden denken met afgrijzen terug aan de tijd waarin zij gedwongen werden om het project samen met de gemeente en de woningbouwvereniging te realiseren. Marianne neemt grote suggestieve woorden in haar mond als ze vertelt over deze 'samenwerking'. Uiteindelijk is het hele project verkocht aan Van Stiphout die het huizenplan heeft gerealiseerd, vertelt Marianne. Ze had zo graag gezien dat de naamgeving van de toegangsweg naar de nieuwbouwhuizen en het bedrijfsgebouw was gerelateerd aan de diamantindustrie. 'Uiteindelijk hebben we het dorp toch voor een belangrijk deel gered met werkgelegenheid, ' zegt ze, 'de mensen kwamen voor Muller Mode en voor ons naar Sint-Oedenrode. Ik had die straat zo graag Diamanthof genoemd.' Maar niets daarvan. 'We werden compleet overvallen door de straatnaam Burgemeester Van Oerlehof.' En daarover zijn de Dijkstra's nog steeds lichtelijk verbolgen.

Deze nare smaak spoelt snel weg als ze over hun medewerkers praten. Over Jan van de Koevering, omgeschoold tot goudsmid, 45 jaar in dienst, die hen zo nu en dan nog steeds opzoekt. Over Gerrit van der Steen, 44 jaar in dienst, omgeschoold tot briljantzetter, ook nog steeds 'in contact' met de Dijkstra's. Over Annelies de Hommel, 25 jaar verkoopster, over Mieke Lammers, 20 jaar in dienst. 'Allemaal tot hun pensioen gebleven, ' vertelt Marianne met trots in haar stem.

Drie jaar geleden zijn de Dijkstra's definitief gestopt met de verkoop. Binnert was in 2001 al opgehouden na een stevige burn-out. Ze zijn in dat jaar naar Eindhoven verhuisd. "Om afstand van de zaak te nemen', verklaart Marianne, die het in haar eentje nog tien jaar heeft volgehouden. Maar ook haar kaarsje doofde in 2011. 'Ik kon tussen twee dingen kiezen, zei de dokter, het kistje in of stoppen met werken. Ik trok het niet meer. Het was gewoon teveel. Ik heb roofbouw gepleegd. En er was geen opvolging. Bovendien was ik bijna 65.'

Ongeveer 6000 brieven verzonden ze naar relaties om te vertellen dat ze waren gestopt met hun werk. 'We hadden klanten die al 25 jaar bij ons kwamen. Je hoort nog steeds praten over de sfeer binnen ons bedrijf. Onze binding met klanten, onze manier van omgaan met mensen, was de succesfactor. We waren super gespecialiseerd, hadden een grote collectie goud en diamanten.'

'Het was een opluchting om te stoppen,' zegt ze. In 2012 zijn ze vanuit Eindhoven weer teruggekeerd in Sint-Oedenrode. Ze zijn te spreken over hun dorp. 'We zijn snel geaccepteerd en geïntegreerd. Ze vinden het prettig wonen, vooral omdat ze veel kennissen en vrienden hebben via het tennis-van-nu en het hockey-van-vroeger. Anderhalf jaar geleden hebben ze een camper aangeschaft 'toen mijn man ernstig ziek werd.' En ook vanwege zijn ziekte moedigt ze hem aan om het schilderen weer op te pakken.

En dan was er op een zaterdagmorgen in januari 1980 rond half twaalf een spectaculaire gewapende roofoverval op de Rooise diamantslijperij. Daarbij werd een wachtmeester van de rijkspolitie in de borst geschoten en raakte een van de overvallers gewond aan zijn been door een politiekogel. Buren hadden de politie gewaarschuwd: ze hadden drie overvallers met bivakmutsen de diamantslijperij zien binnengaan. Daar hebben ze Jan van de Koevering en Gerrit van der Steen onder bedreiging van vuurwapens opgesloten in de WC. Ze wilden er met de buitgemaakte diamanten en sieraden vandoor gaan toen de politie arriveerde. Daarop ontstond de confrontatie die resulteerde in een wilde schietpartij. Tijdens de daaropvolgende wildwest-vlucht door Oost-Brabant en Limburg wisselden de overvallers zeven keer van auto die ze onder bedreiging van hun pistolen van de eigenaars opeisten. Een van de buren van de diamantslijperij was het eerste slachtoffer, hij stond op de hoek van de Van Duppenstraat en Merodestraat zijn auto te wassen. De overvallers konden aan het einde van de zaterdagmiddag in het Limburgse Well worden aangehouden. Ze zijn later veroordeeld. Marianne, vijfendertig jaar later: 'We hadden een aanvraag voor een grote steen met een waarde van zo'n tienduizend gulden. Zaterdagmorgen zouden ze komen kijken en misschien ook kopen, zeiden ze.' De Dijkstra's zijn er zeker van dat die belangstellenden ook de latere roofovervallers zijn geweest. Marianne en Binnert waren er op die zaterdagmorgen even niet. Marianne was thuis en Binnert was zijn ouders ophalen op het station van Den Bosch om naar het werk van hun zoon in Sint-Oedenrode te komen kijken. 'Nee, op ons heeft het niet zo'n grote impact gehad. Wel op Gerrit en Jan, want die waren in de showroom. Vooral op Gerrit en zijn vrouw. Zij hebben er veel last van gehad.'