Toon van Weert vertelt over de oorlog op Rijsingen

Roois nieuws
Tijdens die Razia namen ze zeker acht mannen mee

Toon van Weert zag als tienjarige jongen in de meidagen van 1940 de Duitsers bijna zonder slag of stoot over de Ollandseweg richting Boxtel trekken. Ruim vier jaar later trokken diezelfde Duitsers opnieuw richting Boxtel. Alleen duurde de strijd nu meer dan een maand en zaten de geallieerden achter hen aan.

“Het moet zaterdag 11 mei 1940 geweest zijn, toen de Duitsers hier over de Ollandseweg richting Boxtel reden”, vertelt Toon van Weert. “Op 10 mei hebben de Nederlanders de Hambrug opgeblazen, dus het was bijna zeker zaterdag de elfde. Mijn vader had alle fietsen goed verstopt. Want”, zo vervolgt Toon, “in die dagen stalen de Hollanders ook alle fietsen om voor de oprukkende Duitsers te vluchten”.

“Toch veranderde er in het begin van de oorlog nog niet direct zoveel. Al werden er wel vrij snel distributiebonnen ingevoerd”. Toon laat me een boek vol krantenknipsels uit de eerste maand van de oorlog zien. Daarin is te lezen dat al op 27 mei de eerste levensmiddelen op de bon gingen. Maar verder ging het leven op Rijsingen voorlopig nog zijn gewone gang.

In 1943 was dat al heel anders. Verschillende Rooise mannen hadden een oproep om in Duitsland te gaan werken. De meesten van hen doken onder. Toch zagen veel mannen het echte gevaar nog niet onder ogen. “Op zondag gingen ze om negen uur naar de kerk, dat was toen nog mode”, lacht Toon. “Na de mis ging iedereen naar het voetbalveld bij Swinkels aan de Ollandsweg. Dat is ongeveer op de plaats waar nu de rotonde is. De voetbalclub heette toen SDO, dat in de volksmond voor 'Steun De Onderduiker' stond. Ook de bezetter had dat in de gaten, want er kwam een razzia en zeker acht mannen gingen mee naar Duitsland”.

“Een week later stonden de Duitsers aan onze deur”, vervolgt Toon. “In alle vroegte beukten ze de deuren open. Mijn vader had nog niet de tijd om uit zijn bed te komen. Ze gooiden het hele huis overhoop. Maar er waren toen geen onderduikers bij ons. Ook bij mij stonden ze aan mijn bed. Waarschijnlijk was het een NSB'er, want hij sprak me in het Nederlands aan. Hij zal wel gedacht hebben dat zo'n manneke van een jaar of dertien hem wel zou vertellen hoe alles in elkaar zat. Maar hij vergiste zich in mij, want ik wist verdraaid goed wat ik wel en vooral wat ik niet kon zeggen”, vertelt Toon nu zeventig jaar later met enige trots.

Een ander voorval dat Toon zich nog goed herinnert, is dat hij met zijn jongere broers in de Schijndelse Hei ging jagen op hazen. “We hadden toen een hond, een grote Buldog. Dat beest ving altijd wel een haas of konijn. Op die bewuste dag zagen we op een afstand al Duitsers staan. Gelukkig hadden we nog niets gevangen. Maar die Duitsers dachten van wel. Ze kwamen ons achterna, maar wij gingen sneller lopen. Natuurlijk haalden ze ons in. Plotseling riep een van hen, 'Halt of ik schiet'. Mijn broertjes waren bang dat ze ons dood zouden schieten, dus zijn we maar gestopt”, vertelt Van Weert en het lijkt alsof hij er nog schik in heeft. “We zeiden dat we naar Schijndel gingen, maar natuurlijk geloofde die SS'er ons niet”, zo vervolgt Toon. “We moesten teruglopen naar de plaats van waar hij dacht, dat we daar de haas neer hadden gegooid. Toen er niets lag mochten we naar huis. Maar als hij ons nog een keer met de hond zou zien, dan zou hij de hond doodschieten en ons opsluiten onder het gemeentehuis”.

“In de oorlogsjaren moesten de boeren al hun koren bij de Duitsers inleveren. Het achterhouden van koren was streng verboden. Natuurlijk was het ook streng verboden om illegaal koren te malen. Toch had de molenaar van de Bobbenagelseweg, weinig boodschap aan die regel”, zegt Toon. Toon vermoedt dat die molenaar verschillende onderduikers in of bij zijn molen een schuilplaats bood. Ook een plaatselijke NSB'er leek dat in de gaten te hebben, want die fietste volgens Van Weert te vaak richting Bobbenagelseweg. “Daar heeft hij nooit iemand kunnen vinden, maar ik weet zeker dat hij veel Rooienaren heeft verraden. Door zijn toedoen moesten veel Rooise mannen naar Duitsland gaan werken”. Het was volgens Toon dan ook niet verwonderlijk dat die NSB'er zich na de oorlog vele jaren niet heeft laten zien.

Het waren niet alleen onderduikers die op Rijsingen tijdens de oorlog te gast waren. Tijdens de oorlog kwam er ook een zekere 'De Lange' wonen. Waar hij vandaan kwam wist niemand en wat hij daar kwam doen, was al evenmin bekend. Hij leefde met zijn vrouw en twee kinderen een onopvallend bestaan tussen Olland en Sint-Oedenrode. Op 16 september 1944 waren hij en zijn gezin van de ene op de andere dag verdwenen. “Ik heb hem nooit meer gezien of iets van hem of zijn gezin gehoord. Tot voor een paar jaar geleden. Toen stond hier een man op de stoep. Hij vroeg of dat ik hem kende, maar ik kende hem niet”, vervolgt van Weert. “Toen stelde hij zich voor als een zoon van 'De Lange'. Maar dat bleek een schuilnaam te zijn. Zijn vader speelde in die tijd een belangrijke rol in het verzet en moest op die 16e september 1944 voorbereidingen treffen voor de operatie Market Garden.

Maar niet alleen 'De Lange' trof voorbereidingen voor Market Garden. Ook de bewoners van Rijsingen bereidden zich begin september 1944 voor op de dingen die zouden komen. Niet dat iemand er weet van had wat er stond te gebeuren. “Maar iedereen was drukdoende met het graven van een schuilkelder. Mijn vader zag dat niet zo zitten”, zegt Toon. “Ik hoor hem nog zeggen, wat valt er hier op de Ollandseweg nou te vechten”.

“Zondag 17 september zagen we vanaf de Ollandseweg hoe in de richting Veghel en richting Son honderden, zo niet duizenden parachutisten landden. De bevrijding moest nu wel nabij zijn. De Duitsers sloegen massaal op de vlucht, althans zo leek het. Op dinsdag gingen we eens op de Markt kijken. Daar zouden de geallieerden zijn, want we hadden ze dan wel uit de lucht zien vallen, maar van dichtbij hadden we ze nog niet gezien”, zo vervolgt Toon zijn verhaal.

Maar al snel bleek dat die vreugde maar van korte was. Toen Van Weert naar huis ging stonden op het Cathalijnepad bij de boerderij, die nu door de familie Wiersma wordt bewoond, alweer Duitsers. Rijsingen was weer bezet. “Die Duitsers groeven zich overal in. Het zat hier vol met schuttersputjes. Bij ons voor het huis stond Duits anti-tankgeschut. Vanuit Rijsingen voerden de Duitsers vooral 's avonds aanvallen uit op de geallieerde troepen in Sint-Oedenrode.

Om aan die aanvallen een einde te maken besloot de geallieerde legerleiding om de Duitsers voor eens en altijd van Rijsingen te verdrijven. Zij stuurde een aantal Amerikaanse parachutisten op pad. Die kregen daarbij hulp van het Britse 44e Royal Tank Regiment. Uit de enorme colonne werden op de Markt in Sint-Oedenrode twee tanks gepikt die de Amerikaanse soldaten moesten begeleiden.

“Donderdag de 21e september, tegen een uur of drie na de middag zaten we met wel 35 mensen van Rijsingen bij ons achter het huis in de schuilkelder. We hoorden vanuit Rooi tanks komen”, vertelt Toon terwijl hij nog een slok koffie pakt. “Plotseling werd er geschoten. Een van de tanks was door een Duitse anti-tankgranaat geraakt. De tank brandde als een fakkel en de bestuurder Stanley Matthews was op slag dood. De ander bemanningsleden wisten uit de tank te ontsnappen. Twee van hen lukte het naar Sint-Oedenrode te vluchten. Voor John Thorogood, de boordschutter van de tank liep het slechter af. Een Duitse scherpschutter schoot hem een kogel door het hoofd. Thorogood was op slag dood”. Het gevecht dat volgde duurde zeker vijf uur en daarbij kwamen naast de twee Britse soldaten ook zeker elf Amerikanen en elf Duitsers om het leven. Ook raakten meerdere inwoners van Rijsingen gewond en viel er zeker één burgerdode. Na het gevecht was Rijsingen weer niemandsland. Verschillende boerderijen brandden daarbij af, maar het ouderlijke huis van Toon bleef op een granaatinslag na gespaard.

“We zijn nog tot zaterdag op Rijsingen in de schuilkelder gebleven. Toen konden we naar Sint-Oedenrode”, zo gaat Toon verder. “Dat viel niet mee, overal om ons heen zaten nog Duitsers. Via de Ollandseweg en de Grote Doelen kwamen we uiteindelijk op de Veghelseweg bij Hoeve Kruiseik. Vandaar uit zijn we via de Eerschotsestraat naar Kamp Oda gegaan. Daar zijn we een maand gebleven tot 23 oktober. Toen mochten we weer naar huis. Dat was wel op voorwaarde dat we beneden zouden slapen.

Die dag, 23 oktober 1944, begon de bevrijding van Brabant en trokken honderden geallieerde voertuigen via de Ollandseweg en de Schijndelseweg richting Boxtel en Den Bosch. Zij werden gedekt door een spervuur van granaten dat vanuit Sint-Oedenrode, over het ouderlijk huis van Van Weert, op de Duitsers in de Schijndelse Hei werd afgevuurd. Na die actie waren de Duitsers voorgoed uit Sint-Oedenrode en dus ook van Rijsingen verdreven.
Klik hier voor foto's >>>>