‘Kniepaa, Kniepaa, Kniepaa…’ balkte de ezel naar Kniep
‘Kniepaa, Kniepaa, Kniepaa…’ balkte de ezel naar Kniep Foto:

Rooise Streken 40: Kniep van Gimmert uit de Meierij, een kerstverhaal

Historie Historie

Sint-Oedenrode - De oude boer Van Gimmert zit lekker warm in de kerstnacht kort bij zijn plattebuiskachel. Het is ‘n ouderwetse kachel, daar in die boerenherd met rode plavuizen, wit zand en een hoog kabinet met glazen stolpen erop. Van Gimmert moest van nieuwerwetse dingen niks hebben. Zonde en onnodig om daar geld aan uit te geven; hij was nogal op de penning om niet te zeggen nogal gierig. Daarom noemden ze hem in het dorp ook Kniep van Gimmert, kortweg Kniep. Dat wist ie, maar hij trok zich er niks van aan. Laat ze maar geld uitgeven en straks hun hand ophouden. Nou, op hem hoefden ze niet te rekenen, hij liet ze niet rollen, hij paste wel op! Soms peinsde hij erover hoe zonde ‘t zou zijn als straks zijn neven en nichten zijn geld zouden erven. Eigenlijk doodzonde, zelfs voor zijn nicht bij wie hij inwoonde. Hij mocht de goei kamer en het bed op de opkamer gebruiken. Kon hij alles maar meenemen als ie er tussenuit trok, zo zat hij in zichzelf te piekeren. Maar ja dat ging niet.

Hij gaf geen geld voor verwarming, de Heilige Familie had in de kerstnacht immers toch ook kou geleden.
Nu zat ie daar bij de kachel te wachten tot het tijd was voor de nachtmis. Hij rookte zijn pijp en keek naar de klok. Zijn nicht en haar gezin waren al naar bed en hij zou hen waarschuwen als het tijd was om te vertrekken. Het was nog tijd genoeg. Warm bij de kachel en de pijp in zijn mond dwaalden zijn gedachten af.
Tsja, hij was niet meer de jongste.
Verdorie, het was best mogelijk dat dit zijn laatste kerstmis zou zijn. Even terugkijkend kwam ‘t bij hem op dat zijn leven wel een beetje leeg en eenzaam was. Hij was nooit getrouwd, kon zodoende zijn centen mooi bij elkaar houden. Heel zijn leven had ie hard gewerkt en stevig gespaard. Hij was goed in loven en bieden en de handel in vee lag hem wel. De gedachte kwam bij hem op; waarvoor eigenlijk, wat had hij er op de keper beschouwd aan gehad? De pastoor preekte er wel eens over. Maar ja, pastoors hadden mooi praten. Die hadden voor de eerste boterham ‘s morgens hun geld al verdiend. Elke keer weer die collecte; dikwijls de eerste en de tweede schaal. Van Gimmert gruwde ervan. Water naar de zee dragen, zei hij altijd. Hij gaf nooit meer dan ene cent, hij was niet gek, nee, nee!
De pastoor was kortgeleden nog bij hem op bezoek geweest. Toen had ie ’t ook tegen de pastoor gezegd. Er moest verwarming aangelegd worden in de kerk en dat kon niet zonder extra bijdragen, zei de pastoor. Van Gimmert had gezegd dat een uurke kou helemaal niet slecht was voor unne mens. Hij had geen verwarming nodig en was niet genegen om er extra aan bij te dragen. Hij gaf elke week al in de schaal. Hij wist niet dat de pastoor op de hoogte was van zijn karige gift van één cent. Ook niet dat het hele dorp dat wel wist. Zo meteen was het kerstnacht; zou ie voor de nachtmis deze keer dan maar een dubbeltje meenemen? Daarmee betaalde hij dan wel voor het verwarmen van anderen. Zaten de andere kerkgangers mooi warm van zijn geld. Neeje, neeje hij liet zich niet in zijn nek kijken. Trouwens, Onze Lieve Heer en de Heilige Familie hadden met kerstmis toch ook kou geleden. Nie dan?

Goed volk aan de deur en gelukkig geen knikengel.
Wel vreemd dat er nu nog, midden in de nacht iemand tegen het raam klopte. Zou er bij de buren iets aan de hand zijn? Moesten ze hulp hebben bij het kalven van een koe of zoiets? Hij besloot zich stil te houden, dan gingen ze vanzelf wel weer weg. Vervelende lui! Maar opnieuw werd er geklopt. Met een diepe wat ongeduldige zucht stond van Gimmert op en ging naar de deur. “Wie is er aan?”, vroeg ie wat zachtjes. “Goed volk”, antwoordde een vermoeide stem. Van Gimmert opende de deur en zag een oude man met een ezel bij zich. Dat was natuurlijk Jozef; dat had van Gimmert meteen door. Wie ging er anders in de kerstnacht met een ezel op stap? Enkele passen terug stond een vrouwengestalte met een sluier om. Net wat ie gedacht had, de Heilige Familie met ezel en al. “Komt erin”, zei van Gimmert. “Da’s fijn”, zei de man en stapte naar binnen. De ezel kwam erachteraan. Ook de vrouw volgde stillekes. “Het is hier beter als buiten, foei, foei”, zei Jozef toen ze binnen onder de olielamp stonden. Van Gimmert keek nog eens goed en herkende ze allemaal van de kerststal die elk jaar in de kerk werd opgebouwd. Hij was enorm opgelucht dat de knikengel er niet bij was.

“Ik zou zeggen, gaat er maar bij zitten”, zei van Gimmert en hij pakte een stoel voor Maria. Jozef bond de ezel aan een tafelpoot en pakte zelf ook een stoel. Van Gimmert keek nog eens goed. Ze leken sprekend op de beelden in de kerststal. Daaraan kon hij zien dat ze het echt waren. Anders had hij zeker nog gedacht dat ie droomde. “O, ook weer op stap met Kerstmis?”, vroeg hij. “Ja, natuurlijk”, antwoordde Jozef, “d’r was geen plaats meer in de herberg, da’s elk jaar zo.” 

“Ja, het valt tegenwoordig niet meer mee”, reageerde van Gimmert vrijblijvend, hij hield zich op de vlakte. “Ik had gedacht dat we misschien hier onderdak konden krijgen”, zei Jozef. “Tja, daar zegde me iets”, zei van Gimmert. Hij dacht met grote schrik aan al die drukte als het hier in huis moest gebeuren; aan de engelen boven de schoorsteen die het dak zouden beschadigen. En dan die herders over de vloer en de komende week ook nog die drie koningen op hun kamelen op de misse. Als ie nou tenminste het offergeld zou kunnen innen ... maar dat ging sowieso naar de pastoor, verdorie. 

Geen plaats in Herberg Kniep van Gimmert 
Hij dacht nog eventjes na en antwoordde tenslotte: “Ik ben bang dat ‘t niet zal gaan, ik kan al die drukte nie af. Een eindje verderop is een herberg en die heeft zeker nog plaats zat. Ge kunt altijd eens gaan kijken en anders moet ge nog maar zien.’ “Als ‘t niet gaat, houdt alles op”, zei Jozef mistroostig. “Het is wel lastig en de ezel is ook al doodop. Ik krijg ‘m niet meer vooruit.”
Van Gimmert keek eens naar de ezel. Zo moe was die nou ook weer niet, want hij had de lus los geknabbeld en was de kamer in gedrenteld. Oei, als die nou maar niks op de vloer zou doen! “Kom, Tieske, hier liggen”, zei Jozef en de ezel gehoorzaamde. Met een lange zucht ging ie liggen. De ezel keek ‘m aan en knipperde met zijn ogen. “Kniep!”, schenen die ogen te zeggen. “Kijk, kijk”, zei van Gimmert, “heet ie Tieske, da’s bijna net als ik, want ik heet Tinus van Gimmert”. “Nou daar geeft een ezel niks om”, zei Jozef. “Maar ik ben toch bij, tja hoe zal het zeggen, bij Knipmes van Gimmert?”. “Ge bent bij Kniep van Gimmert, ge hoeft ‘t nie mooier te maken dan ‘t is. Kennen ze me ginds dan ook al?”.
’’Wel eens van gehoord, ja”, zei Jozef en ie keek stillekes naar Maria, die met hare sluier voor, stil op haar stoel zat. Het gesprek viel stil. “Dus hier blijven zal niet gaan?”, zei Jozef ten langen leste. “Ik ben bang van nie”, zei Kniep. “In de stal misschien? We hebben wel eens meer in een stal gehuisd”, probeerde Jozef. “In de stal ook niet nee. Da’s niks gedaan met den ezel en straks ook nog met die kamelen. Ik zou ‘t toch maar eens in het dorp proberen”. “Allemaal goed en wel”, zei Jozef, “maar we hebben geen geld meer om een kamer te betalen”. 

Oppassen, Tinus, dacht van Gimmert, nou heeft ie ‘t op je knipbeurs gemunt. Hij zei, “In dat geval zoude gij den ezel kunnen verkopen”. Van Gimmert keek op; zijn handelsinstinct kwam boven. Verdorie, de ezel van de Heilige Familie, daar kon wel eens muziek in zitten. De eerwaarde moeder van het klooster had er beslist flink geld voor over om de ezel van Jozef en Maria in hare stal te hebben. Hij keek eens minnekes naar de ezel en zei: “Wat moet ons soort mensen nou met een ezel? Nog te duur aan ‘t voer.” Jozef stak zijn grote timmermanshand uit en zei: “ Doe maar eens een bod”. 

Dertig zilverlingen
Allee, vooruit dan”, zei van Gimmert en sloeg met zijn knokige knuist in de hand van Jozef. “Twintig gulden en gene cent meer”. Jozef kletste terug: “Veertig, en geen cent minder.” Dat ging zo op en neer tot ze tenslotte op 33 en op 27 gulden stonden. Van Gimmert kletste in de hand van Jozef en zei: “Verschil delen”.

“Verkocht”, zei Jozef resoluut. “Voor 30 zilverlingen”, voegde hij er nog resoluter aan toe. Van Gimmert verschoot van die woorden. Maar nog meer verschoot hij toen hij opeen een bons tegen zijn achterwerk voelde. Hij keek om en daar stond de ezel ‘m kwaad aan te staren. Ineens begon den ezel hard te balken: “Kniepaa, kniepaa, kniepaa …”.
Eindelijk schoot van Gimmert wakker uit zijn lange droom. Het angstzweet parelde op zijn hoofd. Hij keek de kamer rond. Gelukkig lag er niks op de vloer. Hij keek op de klok, hoogste tijd voor de nachtmis. Hij riep naar zijn nicht dat het tijd was. Hij liep naar ‘t ladenkastje en pakte uit een oude sigarendoos drie briefjes van tien gulden. Die stopte hij in zijn vestzak. “Ik loop vast aan”, riep ie en trok de deur achter zich dicht.

Onderweg voerde hij een zware strijd. Was het eigenlijk geen zonde om 30 goei guldens zomaar weg te geven? En als hij wat aangehouden had, zou hij de ezel dan niet voor 25 gulden hebben kunnen kopen?
Hij kwam de kerk binnen en zag de helder verlichte kerststal met de stralende ster erboven. Toen hij de kerstgroep zag, net zoals ze zo’n drie kwartier geleden bij hem in de kamer stonden, durfde hij toch niet op zijn voornemen terug te komen. Het was net alsof de ezel speciaal hèm verwijtend aankeek. De organist zette in en het koor begon te zingen: ‘Maria die zoude naar Bethlehem gaan ...’ Toen ze bij de strofe ‘Ze zijn er een weinig verder gegaan, tot aan een boerenschure ....’, wel toen kreeg van Gimmert ‘t een beetje te kwaad; zijn gemoed schoot vol. Op het moment dat de schaal voor de verwarming rondging gooide hij er met een zucht drie briefjes van tien in.

In het dorp hebben ze er nog tot aan Pasen over gepraat en zich afgevraagd wat er toch gebeurd zou zijn met Kniep van Gimmert. 

Door: Heemkundige Kring ‘De Oude Vrijheid’, werkgroep geschiedenis 
Contact: secretariaat@oudevrijheid.nl 

1 - Heilig Hartbeeld onder een glazen stolp
2 - Warm bij de plattebuiskachel (foto Erfgoedver. Dye van Best)