Afbeelding
Foto: Bas van Turnhout

Moet die kiosk nou weg of niet?

Column

Sint-Oedenrode - Ik krijg dagelijks brieven van lezers, vaak eenzame mensen die, bij gebrek aan lieve familie of buren, verlegen zitten om een praatje. Ze kwebbelen er heerlijk op los, meestal over klein persoonlijk leed. Ik geniet dan vooral van de problemen waar een bepaalde logica in schuilt. “Mijn vader was sportvisser en wij hadden wormen.” Of “Ik zit in een therapiegroep over eenzaamheid maar ik ben steeds de enige die komt opdagen.” En deze is ook mooi: “Ik heb nooit in dienst gezeten, afgekeurd op mijn slechte oren.” Natuurlijk, de plicht kon roepen wat-ie wilde … 

Het maakt ook niet veel uit wat ik dan terugschrijf. Ik heb een voorgedrukt briefje met de tekst. “Tjonge jonge, het is me wat, zeg. Nou, sterkte er mee. Meelevende groeten van Mark.” Dat antwoord past overal op. “Beste Mark, ik woonde op een woonboot en had een relatie met mijn buurvrouw maar we zijn in de loop der tijd uit elkaar gedreven.” Hupla, daar gaat weer een standaard briefje de deur uit. De afgelopen week heb ik maar één niet-standaard antwoord teruggestuurd. Een mevrouw uit Nijnsel schreef me dat niemand haar begreep. Toen schreef ik terug: “Hoe bedoel je?” Leek me logisch.

Ik kreeg onlangs zelfs een vraag van jullie gemeente. Of ik wist wat ze in Rooi met de Markt aan moesten? Mag ik het zeggen? Ik zou ook kiezen voor een totale herinrichting. In plaats van de kiosk zou ik een rotonde aanleggen, waar de AH-gaande fietsers voorrang krijgen. Verder zou ik op de Markt een kleine 500 tiny houses plaatsen, het liefst levensbestendig (dus allemaal met een defibrillator aan de pui). In het midden zou ik dan het Ollandse gemeenschapshuis De Loop’r plaatsen, van glas. Ik was namelijk van de week in Olland en hoorde van Bea dat ze wat meer aanloop wilde krijgen. Nou … bij deze.

Tot slot nog snel even antwoord op de vraag van Nicoline van de Besselaar uit Boskant. Jazeker, als je kokend hete decafé koffie over je heen krijgt, dan kun je daarna toch rustig slapen. Probeer maar ‘s.