Sint Oedenrode
Sint Oedenrode Foto: Een luchtfoto van Rooi. Vele tientallen jaren geleden.

De Rooise Pint: 'een poeder van sympathie'

Algemeen Historie

Sint-Oedenrode - In de serie Rooise Streken duikt Heemkundige Kring de Oude Vrijheid in de historie van Sint-Oedenrode, Dit maal wederom een bijzonder verhaal.

Mieke vertelde de pater over de pint.                                                                                          
Hannes en Mieke van Agt waren broer en zus. Zij woonden in een boerderijtje in Boskant en waren, evenals hun ouders en grootouders dat geweest waren, 'pinthouders'. Mieke was de laatste in de familietraditie. Ze was, althans volgens de Rooise heemkundige pater Wiro Heesters,  "een eerlijk en goedmoedig Roois vrouwtje". De hoogbejaarde Mieke vertelde in het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw, uiteraard in  het dialect, aan de pater: "Een van de bakkers van Rooi, die z'nen oom die waar in den trog meel dur mekaar aon 't zette, en daor stiet ie z'nen nagel van z'nen vinger. En ie kwaamp, drie maal in de week kwaamp ie mee z'ne wage bij ons aon de deur. En toen kwaamp ie ok en toen kende n'm ons moeder nie, zo had ie gekwekt, zin ie.Ja, zin ie, ik heb hil Rooi afgekwekt, zin ie, hil 't durp afgekwekt, zin ie, want wèh heb ik toch pijn. En nou zinne ze, ge moet naor Marie van Agt gaon, die kan oe van de pijn afhèlpe. En toen kwaamp ie bij ons aon. Ja zin ie, ik heb zoo alles afgejankt, zin ie. En toen holp ik 'm in de pint en toen waar 't af he."

De 'Rooise pint' of de 'bierpint van St. Oedenrode'                                                                                                         
Het woord pint is niets meer of minder dan een inhoudsmaat. Als we in onze tijd spreken over een pint bedoelen we echter niet zozeer de inhoudsmaat, nu meestal 25 cl, maar de inhoud: bier. De 'bierpint van St. Oedenrode' kon echter een halve tot anderhalve liter zijn. En hoe verwarrend de naam ook klinkt hij had niets met bier te maken. Want het woord 'pint' in 'Rooise pint' is in de loop der tijden overgegaan van de inhoudsmaat naar de inhoud, een genezend middel, maar ook naar de maker van het goedje. Er wordt dan bijvoorbeeld ook gesproken van 'naar de pint gaan'. In Rooi zijn in het midden van de 19e eeuw minstens twee pinthouders, pintjesmeesters, pintbeheerders of kortweg 'pinten': Berkvens en Van Agt. Berkvens had, volgens het 19e –-eeuwse tijdschrift 'De Navorscher', niet veel te doen want de kwaliteit van zijn pint werd, aldus het tijdschrift, door de meeste mensen niet 'sekuur'  genoemd. Bij de familie Van Agt was het drukker. Blijkbaar was hun pint van een goede kwaliteit. De Rooise pint was een geheimzinnige fles met 'wonderpoeder' dat tot in de vorige eeuw gebruikt werd om mens en dier van de pijn af te helpen. Het kon gebruikt worden als iemand gewond was of ergens hevige pijn had. Voorwaarde was wel dat er bloed, wondvocht of etter, te zien was. Indien er geen bloed was moest men op de probleemplek maar met een mes steken totdat er bloed kwam. Een andere keiharde voorwaarde, wilde de pint haar werk kunnen doen, was dat men 'hèl', dus fit en koortsvrij, moest zijn. In een teruggevonden oude handleiding staat: "Neem dan een linnen doekje met wat van het bloed, een paar druppels is genoeg en doe daar wat pint op, een half suikerlepeltje. Draai het er goed in, doe er een touwtje om en hang het negen dagen en negen nachten in het knoopsgat van je hemd. Stop het daarna in de grond. Niet verbranden. De pijn is over zo gauw het je lichaamstemperatuur heeft aangenomen. Houd daarom het doekje even in de hand bij de kachel, zoveel eerder is men van de pijn af."  Om zeker te weten definitief van de pijn af te zijn adviseerde de pinthouder bijna altijd een of meerdere herhalingskuren. Uiteraard telkens à raison van drie stuivers.

Lees woensdag verder in DeMooiRooiKrant