Afbeelding

De geschiedenis van de zouaven (deel 2)

Algemeen

De naam zouaven is ontleend aan de berberstam Zouava's uit het Kabylen-gebied van de Algerijnse provincie Constantine. Nadat de Fransen dit gebied hadden bezet, kwamen deze zouaven met hun ontembaar temperament in Franse dienst en werd hun naam de verzamelnaam voor legeronderdelen van Noord-Afrikanen onder Frans commando.

Deze moslims behielden hun van oorsprong oriëntale kledij. Omdat veel Franse officieren van het pauselijk regiment kennis hebben gemaakt met deze dappere zouaven (zoals bijvoorbeeld de later beroemde De Lamoriciere en Becde- lievre), lag het voor de hand dat als de Tirailleurs franco-belges een passend uniform nodig hadden hun gedachten uitgingen naar het uniform van de zouaven uit Afrika.
Het uniform van de pauselijke zouaven bestond uit een wijde broek, een vest en een kort jasje van grijsblauwe lakense stof, afgezet met veel dofrode tressen. Om het middel werd een brede rode gordel gebonden. Beenwindsels of witte slobkousen omsloten gedeeltelijk de lage bergschoenen. Op het hoofd, liefst enigszins schuin, werd een grijze kepie gedragen, waarop een kleine jachthoorn was bevestigd. Een klein pauselijk wapen van verguld koper sierde de rechterborst.

Voorwaarden om zouaaf te mogen worden
Om dienst te mogen nemen in het vrijwilligersleger van de paus moest aan strenge eisen worden voldaan. Zo moesten de vrijwilligers hebben: - een getuigschrift van de pastoor van de parochie waarin staat dat ze goed katholiek zijn; - een gezondheidsverklaring van de dokter; - een stuk van de burgerlijke autoriteiten waarop naam, voornaam, ouderdom, geboorteplaats en de namen van de ouders zijn vermeld; - vrijstelling van de nationale militie; - bij minderjarigheid de toestemming van ouders of voogden; -een leeftijd van 17 tot 40 jaar; - een lengte van niet minder dan 1,57 meter.

Lees verder in DeMooiRooiKrant van deze week