Afbeelding

Wet taaleis: studeerkamer botst met praktijk

Politiek

Sint-Oedenrode - De Wet taaleis is weer zo'n studeerkamerwet waarvan de bedenkers misschien een ideale samenleving voor ogen hebben maar nul komma nul praktisch inzicht of empathisch vermogen. Mensen met een bijstandsuitkering zijn verplicht om Nederlands te kunnen spreken, lezen, verstaan en schrijven op het niveau van groep 8 van de basisschool of ze moeten aantonen dat ze bezig zijn het te leren.

Niets mis mee op het eerste gezicht. Natuurlijk moeten mensen die in Nederland wonen Nederlands leren. Sterker nog, in mijn ervaring wil 99,9% van de anderstaligen die hier hun toekomst zien niets liever. Maar tussen droom en daad ..... zit vaak niets. Er zijn veel te weinig mogelijkheden om onze taal te leren. Zeker mogelijkheden die bereikbaar en betaalbaar zijn voor iemand in de bijstand.
Nederlands leren bij de Taalwerkplaats, een van de weinige plekken waar je met je bijstandsbeurs terecht kunt, voldoet niet aan de officiële eisen. Ook al kom je trouw elke woensdag, soms ook donderdag, dat telt niet mee als 'je best doen om de taal te leren'.
De eis 'niveau groep 8' doet geen recht aan de kinderen van groep 8 en ook niet aan de anderstaligen. Het inhoudelijk niveau van een twaalfjarige is volledig onvergelijkbaar met dat van anderstalige volwassenen, mensen die vaak ook nog van alles meegemaakt hebben in hun leven.
En hoe zit het met de Nederlandstalige laaggeletterden in de bijstand? Die voldoen wat spreken en verstaan betreft prima aan de taaleis, maar wat lezen en schrijven betreft komen ze nog niet in de buurt. (Oost-)Europeanen hoeven officieel geen Nederlands te leren. Mag je die mensen dan wel deze taaleis opleggen? En moet daar van de overheid dan niet een verplichting tegenover staan om hen de mogelijkheid te bieden om de taal te leren of te verbeteren? Want in de praktijk komt het erop neer dat er voor de Nederlandstalige laaggeletterden en voor de groep Oost-Europeanen veel te weinig aanbod is dat aansluit bij hun behoeften en mogelijkheden.

Wie wordt er beter van deze wet?
Niet de anderstalige bijstandsgerechtigde, die de hete adem van de gemeente in haar nek voelt, graag Nederlands wil leren maar geen mogelijkheid heeft omdat er geen bereikbaar (= ook betaalbaar) aanbod is. Niet de gemeente, die uit eigen middelen weer een duur, bureaucratisch circus moet optuigen om dingen vast te stellen die ze in feite zelf allang zou kunnen weten. Bovendien worden de mogelijkheden tot handhaving door veel gemeentes minimaal geacht. De enigen die er beter van worden zijn de instellingen en mensen die tegen zoveel honderd euro per persoon de toets af mogen nemen en een rapportje mogen schrijven.

Zou het niet vele malen beter zijn om al het geld dat nu gestort wordt in het afvoerputje van een praktisch onuitvoerbare wet te besteden aan mogelijkheden om daadwerkelijk Nederlands te leren voor mensen die dat graag willen en hard nodig hebben?

Mia van Boxtel, Taalwerkplaats Rooi