René van Dis
René van Dis

Ambulanceverpleegkundige René van Dis: ?'Ik voel het niet als een roeping. Doe gewoon mijn werk

Algemeen

Hij komt in aanraking met de dood, wordt geconfronteerd met moord en suïcide, met alcohol- en drugsmisbruik, met ernstig zieke en gewonde mensen, jong en oud, treedt in de meest intieme privésituaties, komt in bejaardenhuizen, woonwagens, villa's, fabrieken, kastelen en caravans. Dus alle ingrediënten zijn aanwezig voor spannende en heldhaftige verhalen met een hoog adrenalinegehalte. Maar niet uit de mond van de 40-jarige ambulanceverpleegkundige René van Dis. Hij is de rust zelve, stressbestendig, wil niets weten van de term 'redder van mensenlevens'. Maakt van zijn beroep niet méér dan het is. 'Ik doe gewoon mijn werk.'

Door Jan H.F. van der Heyden

Al vijf jaar wordt René met loeiende sirenes en afschrikwekkende zwaailichten naar situaties gestuurd waarin het gaat om leven of dood met soms afgrijselijke taferelen. Thuis aan de tafel in zijn huis in de nieuwbouwwijk Rooise Zoom vertelt hij er op mijn verzoek over, maar in een sterk relativerende toonzetting, met gemak en rust, zonder poehá, ingetogen. 'Nee, het is geen roeping, althans zo voel ik dat niet.'

René is vijf jaar geleden met zijn echtgenote Yvette van Dis-Witting en zijn dochters Pascalle (10) en Daphne (8) vanuit Son naar Sint-Oedenrode gekomen. Daarvoor woonde hij in Schijndel, waar zijn vader in 1996 het Hema-filiaal leidde en later in Sint-Michielsgestel. Toen zijn ouders vanuit Winterswijk naar Schijndel verhuisden, bezocht René de vierjarige hbo-opleiding verpleegkunde in Eindhoven en werkte hij tien jaar in het Catharinaziekenhuis achtereenvolgens op de afdelingen Chirurgie, Intensive Care en Spoedeisende Hulp.

'Afwisselend, onverwacht', antwoordt hij als ik vraag naar de aantrekkelijke kanten van zijn beroep. 'Soms word ik geroepen voor een bloedneus, maar blijkt het heel iets anders te zijn. Ik moet dus snel kunnen schakelen, flexibel zijn.' En het past helemaal bij René als hij vertelt dat hij het wachten, soms wel langer dan een uur, op een 'opdracht' het minst attractieve van zijn vak vindt.
Zij die denken dat een ambulanceverpleegkundige goed tegen bloed moet kunnen, hebben het volgens René helemaal mis. 'Ik zie bijna nooit bloed. Dat is wél het beeld dat mensen van mijn beroep hebben. Ik moet wel in ándere gevallen een sterke maag hebben. Als mensen drie dagen in hun eigen ontlasting of braaksel hebben gelegen met dertig katten in een slecht geïsoleerd huis. Of als ik moet werken in de kots van dronkenlappen. Dan moet ik wel eens naar buiten om een luchtje te scheppen.'
Ook het steeds vaker voorkomende verschijnsel van agressie of opdringerige omstanders rond de hulpverlening kent René, maar ook voor dit fenomeen heeft hij opvallend relativerende woorden. 'Dat ligt ook veel aan jezelf, hoe je daar mee omgaat. Och, er is weleens een stoel gegooid. Dat is emotie die niet op mij als persoon is gericht. Ik begrijp dat wel. Het is een gevoel van onmacht van betrokkenen of omstanders, radeloosheid, onbegrip. In de weekenden, in het uitgaansleven, komen we het vaakst agressie tegen. Dan is iemand die teveel gedronken heeft gevallen. Dan komen wij. Dan kan ik de vrienden van die jongen wel wegsturen, omdat ik alleen en ongestoord mijn werk wil doen, niet op mijn vingers gekeken wil worden, maar ik kan ook zijn vrienden vragen om mij een beetje te helpen. Hé, houd jij dit eens vast, of pak dat eens. Het gaat om de manier waarop je met mensen omgaat, denk ik. Ook psychiatrische patiënten die naar een gesloten afdeling moeten, kunnen agressief zijn. Dat heeft met het ziek-zijn van de mens te maken, denk ik dan, de agressie is niet persoonlijk tegen mij gericht. Als je zelf rustig bent, valt het allemaal wel mee. Het heeft ook met je communicatieve vaardigheid te maken. Je moet niet als een botte hark in die auto zitten. Ik heb me in deze vijf jaar nog maar één keer echt onveilig gevoeld. Dat was toen ik door een groep van zestig tot tachtig mensen die met de politie slaags was, werd ingesloten. Vaak wordt uit de melding al duidelijk dat het om agressie gaat waarbij de politie betrokken is. Dan blijven we uit de buurt tot de politie voor ons het sein op veilig zet. Als wij ons niet veilig voelen, trekken we ons terug totdat de politie ons roept.'
Voor slachtoffers is er Slachtofferhulp, voor ambulanceverpleegkundigen is er BOT, het Bedrijfs Opvang Team, waarin collega's zitten die opgeleid zijn om een luisterend oor te bieden. 'En we kunnen zelf de Code Rood afkondigen bij de meldkamer als het emotioneel teveel is geworden. Dan hoeven we een aantal uren geen nieuwe ritten te maken of kunnen zelfs helemaal stoppen.'

'Bevallingen in de ambulance, jazeker. Gelukkig was er de laatste keer een verloskundige bij.'

De Rooise ambulanceverpleegkundige komt ook met plezierige zaken in aanraking. 'Bevallingen in de ambulance, jazeker. Gelukkig was er de laatste keer een verloskundige bij.'
Pijn op de borst en benauwdheid zijn de meest voorkomende klachten waarvoor hij moet uitrukken. Hij hoort nooit de afloop van het ziekteproces van iemand die hij als eerste medische hulp heeft geboden. 'Ja, dat is wel jammer. Soms bel ik zelf weleens na een paar dagen met de Eerste Hulp. Ik vind het fijn om te weten of ik de juiste behandeling heb gegeven.'
De vraag of René levens heeft gered, vindt hij moeilijk te beantwoorden. 'Als je bedoelt of een reanimatie geslaagd is, zeg ik ja, maar dat klinkt ook weer zo heldhaftig. Ik doe gewoon mijn werk. Ik zie dat niet als een leven redden.'
'Hoe lang je dit werk mentaal kunt volhouden? Het fysieke is zwaarder dan het mentale. Als ik iemand van honderd kilo twee trappen omlaag moet dragen of iemand op mijn knieën in een toiletruimte moet reanimeren of opgevouwen in een auto moet werken, dan wordt dat toch wat moeilijker als je ouder wordt, denk ik.'

'Suïcidegevallen, ophanging, verstikking. Dat is wel luguber.'

Nieuwsgierig als ik beroepshalve ben, informeer ik naar het meest schokkende dat hij heeft meegemaakt. Daar moet hij lang over nadenken, maar dan komt het toch: 'De suïcidegevallen, ophanging, verstikking. Dat is wel luguber.' Maar nóg zwaarder, emotioneler, vindt hij als hij mensen in de ambulance moet begeleiden die weten dat ze op korte termijn thuis of in een hospice zullen sterven. 'Dat vertellen ze me dan. Dat is veel beladener dan een reanimatie.' Met lichte vreugde in zijn stem verhaalt hij dat hij tijdens die rit soms de laatste wens van de betrokkene vervult. 'Een man zó blij gemaakt met een bezoek aan het graf van zijn vrouw. Ik had zijn familie gebeld om te vertellen dat ik met de ambulance naar de begraafplaats zou rijden. Ze zijn ook nog gekomen. Het was de mooiste dag uit zijn leven, vertelde hij mij. Of een kaars aansteken in de kerk. Dan bel ik de koster en vraag of hij de deur wil open maken. "De mooiste wens van mijn leven is vervuld", schreef de man in het boek dat achter in de kerk lag. Ja, dan schiet je wel vol.'
Emoties dus? 'Ja, zeker als er familie bij betrokken is. Dan wordt het moeilijk. Dan schieten ook bij mij de tranen in de ogen. Dat is normaal, denk ik.' Vertelt – met lichte tegenzin – dat hij toch ook weleens één of twee nachten ligt te piekeren. 'Vooral na mislukte reanimaties. Heb ik het wel goed gedaan? Had ik misschien iets anders moeten doen? Zeker bij kinderen schiet je dan vol adrenaline. Ik heb kinderen dood gevonden in hun bed. Tóch nog gereanimeerd. Al is het alleen maar als bijdrage aan een stukje verwerking van de ouders.'

'Ja', zegt hij, 'dat zie ik binnen tien tellen of iemand dood is. Aan de kleur, die is per direct anders. Of als iemand heel stil ligt. We doen dan uiteraard nog wel verder onderzoek, want we moeten natuurlijk wél zeker weten dat iemand is overleden. Daarna bel ik een arts om dat officieel vast te stellen.' Ook de medische situatie van een gewond verkeersslachtoffer kan René snel inschatten. 'Ook hier de gelaatskleur of de blik, kijkt de man of vrouw alert om zich heen of naar mij, de ademhaling, is die oppervlakkig of juist heel diep, zijn er ernstige bloedingen.'
Het zijn deze 'inschattingen' die het beroep van ambulanceverpleegkundige zo uniek maken en het tegelijk zulk een hoge verantwoordelijkheid geven. Immers, een ambulanceverpleegkundige staat er in de regel alleen voor als hij 'in a split second' ver strekkende medische handelingen moet verrichten of medicatie geven; in het ziekenhuis kunnen zijn collega's er altijd een arts bij roepen. 'Ja, die verantwoordelijkheid voel je soms héél sterk.'
Een ambulanceverpleegkundige kan zogenaamde 'voorbehouden handelingen' verrichten. Hij mag bijvoorbeeld een patiënt 'intuberen', een beademingsbuisje inbrengen. Dat mag een 'gewone' verpleegkundige in het ziekenhuis niet. 'Dat is het grote verschil. Ik moet in mijn eentje bepaalde keuzes maken. Daar zijn wel protocollen voor, maar dan nog is het soms heel moeilijk om het juiste besluit te nemen.'
Hij praat er niet uit zichzelf over, maar komt er pas mee als ik informeer naar zijn loonstrookje. Dan raakt hij toch wel even los. 'Ik vind het toch wel bijzonder dat wij als ambulanceverpleegkundigen een stuk minder verdienen dan een verpleegkundige in een ziekenhuis. De mensen denken dat wij heel veel verdienen, maar dat is niet zo. Ik vind dat er best meer waardering in financiële zin kan worden geuit aan het werk dat wij doen, voor de grote verantwoordelijkheid die wij dragen. Dat mag de samenleving wel weten.'