Sjef van Griensven achter zijn huis.
Sjef van Griensven achter zijn huis.

Als mens én als architect van toegevoegde waarde zijn: Sjef van Griensven

Algemeen

Het is een bijzondere man, Sjef van Griensven, als architect 'vergroeid' met Sint-Oedenrode. Hij ontwierp er talrijke markante gebouwen op vitale plaatsen, zoals het Bastion, Borchgrave, Dommeloevers, Molenveste, Witte Valk, De Gouden Leeuw, Osteria, Albert Heijn, verbouwde de apotheek, gaf een nieuwe invulling aan de apotheek en bibliotheek in het Martinushuis, tekende veel particuliere woningen.

Door Jan H.F. van der Heyden

Bijzonder, want als ik hem vraag naar het meest fraaie bouwwerk in Sint-Oedenrode, noemt hij 'de paardenstal van Gradje Sijbers in het buitengebied van Nijnsel', een gebouwtje door Gradje opgetrokken uit oude deuren en stalen golfplaten. Hij vindt die stal 'zó vanzelfsprekend, zonder ethische pretenties, één met de omgeving, één met het landschap.'
En als ik wil weten waardoor hij gefascineerd raakt, zegt hij: 'Door een mus. Prachtig, eenvoudig, buitengewoon mooi beestje. Is compleet, heeft alles, niks opzichtigs, bescheiden.'

Sjef van Griensven (62), geboren in Aarle Rixtel, kwam op 14-jarige leeftijd met zijn ouders naar Sint-Oedenrode. Daar trouwde hij met Ymkje Bonekamp. Al heel lang woont en werkt hij in dat ietwat statige huis aan de Borchmolendijk 8 met die vaak half geopende blauwe 'boerenschuurdeur' pal tegenover 'het minst fraaie bouwwerk van Sint-Oedenrode, het voormalige PTT-kantoor.'
Dat hij er met zijn ouders heeft gewoond, is nog duidelijk te zien. Elke vierkante meter in de woon- én werkruimte herinnert aan de creatieve uitingen van zijn vader en moeder. Vader ontwierp en vervaardigde uit oude bomen bijzonder artistieke meubels. Moeder maakte prachtige figuratieve schilderijen vol van kleur. Wijzend op een stoel waarvan het zitvlak 'meebeweegt': 'Kijk hier, de eerste ergonomische stoel, door mijn vader gemaakt. Daar spraken we dan samen over.' Veel bewondering uit hij voor de creativiteit van zijn schilderende moeder-zonder-schilderopleiding. 'De compositie, die kleurbriljantie. Haar schilderijen zijn zó rijk dat ik daar veel aan heb.'
Hij bekent dat hij 'nog steeds niet helemaal loskomt' van zijn ouders, die toch al zo'n kleine vijftien en twintig jaar geleden zijn overleden. 'Elke dag denk ik nog aan hen met een soort verwondering. Ik ontdek nog steeds nieuwe dingen in die schilderijen en meubelstukken.' Hij praat er met romantiek en emotie over, de 62-jarige Van Griensven, die zelf geen kinderen heeft. Iets wat hem 'op momenten' best wel pijn doet, vertelt hij. En niet omdat hij geen opvolging voor zijn architectenbureau heeft. 'Mijn manier van werken is moeilijk overdraagbaar.'

Sjef van Griensven wil als architect én als mens van toegevoegde waarde zijn. Als architect voelt hij zich tegenover zijn opdrachtgevers moreel verplicht 'iets toe te voegen'. Een tevreden opdrachtgever is niet genoeg. 'Ik moet de opdrachtgever met mijn ontwerp verrassen, verwonderen, iets toevoegen wat de opdrachtgever niet had verwacht. Als ik mijn ontwerp aan hem overdraag, laat ik het los en ben er dan niet trots op of zo. Als het er eenmaal staat, loop ik erlangs en bekijk het als een toerist.'
Tot zijn teleurstelling neemt de toegevoegde waarde van architectuur af. 'Sinds het digitale tijdperk kijken steeds meer mensen op hun telefoon als ze door de straat lopen. Voor die mensen is een gebouw steeds minder interessant. Er is een tendens dat "bezit" minder belangrijk wordt. Steeds meer en ook duurdere woningen worden gehuurd. Steeds meer gemeenten schaffen "welstand" af. Hoewel ik ook vind dat de oordelen van die commissies soms als betuttelend kunnen worden ervaren, zegt het ook dat de discussie over de toegevoegde waarde van goed ontworpen gebouwen of het debat over de betekenis van omgevingen eigenlijk niet meer gevoerd wordt. Maar ík zeg dat debat hierover meer dan nodig is.'
Het irriteert hem, zegt hij, dat opdrachtgevers van grote projecten, instituties, hun verantwoordelijkheid niet meer durven nemen. 'Ze zetten er advies- en managementbureaus tussen die een heleboel afvangen. Daarmee neemt de bureaucratisering en regelgeving alleen maar toe en ontstaat een waas van semi-duidelijkheid. Ik word Gallisch als het over een goothoogte van acht of negen meter gaat. Daarmee blijf je hangen in de formaliteit.'
'Soms denk ik wel eens dat het vak te vergelijken valt met het uitgestorven vak van klompenmaker. Als het er alleen nog maar om gaat de waarde van een gebouw te toetsen op de bouwkundige en bestemmingsplanmatige regels - en dat deze toets dan de basis is voor de verlening van een bouwvergunning - dan is architectuur nog bijna minder dan een ambacht.'

'Het moet ertoe doen dat ik erbij ben. Ik wil niet overbodig worden. Overbodig worden is mijn grootste angst voor het ouder worden.'

Ook als mens wil Sjef van Griensven 'waarde toevoegen.' Legt uit: 'Het moet ertoe doen dat ik erbij ben. Ik wil niet overbodig worden. Overbodig worden is mijn grootste angst voor het ouder worden.' Als architect werkt Van Griensven intuïtief, zegt hij. 'Ik wil ontdekken wat achter de vraag van de opdrachtgevers zit. Ze zeggen bijna nooit wat ze vragen. Daarom moet ik dieper graven naar de essentie van de opdracht. Als ik dat niet doe, leidt dat niet naar een oplossing. Ik moet de vraag goed analyseren en soms leidt zo'n analyse tot bijstelling van het programma. Hoe grondiger de analyse, hoe makkelijker het probleem wordt. Daarom wil ik ook graag de opdrachtgever beter leren kennen.'

We belanden bij wat hij zelf zijn mooiste werk tot nu toe vindt. Dat – pijnlijk genoeg - inmiddels is afgebroken om plaats te maken voor nieuwbouw. Het is zijn ontwerp voor het paviljoen voor dementerende ouderen van de Congregatie van de Zusters van Liefde bij het Barbaraklooster in Schijndel. Voordat hij daarvoor de eerste lijnen schetste, ging hij er kijken en zag tot zijn ontsteltenis hoe de dementerende oudjes zich geestelijk en fysiek voortbewogen of juist niet meer voortbewogen. 'Onvoorstelbaar', zo kijkt hij nu nog terug naar wat hij vijftien jaar geleden aantrof in Schijndel. Hij ontwierp, zoals hij het zelf uitdrukt, een 'zinnenprikkelend' gebouw qua vormgeving en materialen 'om de zintuigen van de bewoners te prikkelen.' Om ze daarmee weer 'wat leven terug te geven.'

Op mijn vraag hoe hij als architect naar Sint-Oedenrode kijkt, denkt hij lang na, ik zie hem wikken en wegen. Begint dan ook met: 'Het is gevaarlijk wat ik denk om te zeggen.' Uiteindelijk: 'Sint-Oedenrode wordt zo graag gezien als één gemeenschap. Maar de identiteit van de kerkdorpen is totaal verschillend en ook verschillend met het centrum. Dus die gemeenschappelijkheid is er niet. Ik zie een soort van zelfgenoegzaamheid in dit dorp ontstaan. Men beschouwt Sint-Oedenrode als een 'parel', maar dat is in de huidige tijd te dun om te overleven.'
Van Griensven mist vitaliteit in Rooi. 'Vitaliteit is een noodzakelijke voorwaarde voor architectuur. Er wordt bijna niet meer gebouwd, dat zegt iets over de vitaliteit van een gemeenschap. Ja, natuurlijk, er is crisis geweest, dat scheelt ook, maar de potenties van dit dorp worden niet allemaal even goed ontwikkeld. Kijk naar de bewinkeling in het centrum. Er is te weinig vitaliteit om een rol te spelen in de identiteit van het dorp. Vitaliteit ontbreekt als je alles weggeeft, alles inlevert.' Noemt als voorbeelden van weggegeven vitale functies: de middelbare school, werkgelegenheid en het hoofdkantoor van de bejaardenzorg.' Vervolgt:' We hebben alleen de Dommel en kano's overgehouden. Toerisme is te weinig vitale kracht voor een dorp.'

'De afstand tussen het jargon van de politiek en mijn jargon wordt steeds groter.'

'Ambtenaren reduceren architectuur tot bouwkunde. Het gaat over goothoogten. Ambtenaren testen de architectonische toetsbare elementen op regelgeving, wat mag wél, wat mag niet. Kijken niet of er misschien méér is dan regels en regelgeving.'
'De politiek kijkt naar wat politiek haalbaar is en volgt daarbij de regelgeving. Als architect wil je altijd iets méér bieden dan wat kan. De speelruimte daarvoor wordt steeds kleiner. En ze willen je die speelruimte niet gunnen, bang als de politiek is voor het fenomeen "inspraak". 'De politiek verschuilt zich achter de regels en ontloopt daarmee haar verantwoordelijkheid.'
Hij vindt het lastig om daarmee om te gaan. 'Soms heb ik een soort angst om nog een vraag te stellen, bang als ik ben dat het antwoord de procedure verlengt en extra tijd kost. En dat is buitengewoon slecht. De afstand tussen het jargon van de politiek en mijn jargon wordt steeds groter.'

'Natuurlijk loop ik als architect tegen teleurstellingen aan. Het meest sprekende voorbeeld daarvan is het Rabobankproject hier aan de Markt.' Van Griensven ontwierp op de plek waar nu nog de Rabobank staat in opdracht van projectontwikkelaar Van Stiphout een appartementencomplex boven commerciële ruimte in vijf bouwlagen. Maar 'de politiek' wees het plan af, omdat maar vier bouwlagen zijn toegestaan. Van Griensven, aanvankelijk nog schertsend: 'Een mooie basketballer is beter dan een lelijke dwerg.' Maar dan ernstig en serieus: 'Ik had dat project, samen met de initiatiefnemer en de ambtenaren zó zorgvuldig voorbereid. We waren eruit met de externe stedenbouwkundig adviseur, met de Welstandscommissie, met de ambtenaren, met de wethouder die zich "hard" zou maken voor vijf bouwlagen. Maar dan wijst de politiek het plan toch af. Ik vraag me dan af: wat kan ik nog méér doen?' Zo nu en dan heeft hij er nog buikpijn van. 'Een schrijnend echec', zo voelt voor hem het gestrande Rabobankproject.
'Ondeskundigheid', is zijn antwoord op mijn vraag hoe zoiets kan. 'En angst voor insprekers,' voegt hij eraan toe. 'Tegenwoordig stapt men meteen naar de Hoge Raad voor een beslissende uitspraak in een geschil. Daarmee verjuridiseert het bouwproces en wordt het steeds ingewikkelder. Er wordt een juridisch filter toegepast dat niets meer met de inhoud te maken heeft.' En als derde oorzaak: 'De nostalgie naar het verleden is groter dan de zorg en verantwoordelijkheid voor het heden of de toekomst van het dorp. Aan zo'n instelling gaat het dorp kapot.'