Hoe 'nine-eleven' het leven een Rooienaar drastisch veranderde

Roois nieuws
Is hij Nederlander met een zwaar Amerikaans accent? Of Amerikaan die Nederlands probeert te spreken? Dat zijn de eerste vragen die je jezelf stelt als je hem voor het eerst hoort praten. Tijdens de ontmoeting heeft hij het herhaaldelijk over 'whatever', 'unbelievable', 'anyway' en ook 'Oh, my God!' valt meermalen. Op de vraag of hij rijk is, antwoordt hij: Oh no, you're crazy!' Eenmaal bij hem binnen vraag je je wederom af welke nationaliteit de man bezit. Franse meubelstukken uit de achttiende eeuwse Lodewijk XVI-stijl, veel en grote schilderen uit Londen en Bali, talrijke porseleinen vazen en borden van 'all over the world.'

door Jan H.F. van der Heyden

Nee, het is de gewone Harry van de Ven, 76 jaar jong, die sinds maart vorig jaar in een van de twee luxe appartementen boven De Gouden Leeuw aan de Markt van Sint-Oedenrode woont. Een rasechte Rooienaar, geboren in De Beurs, het huidige zalencentrum dat in 1938 café was, in die tijd hoofdzakelijk gerund door zijn moeder, want vader deed in kolen en paarden. Die de lagere school en de mulo in zijn geboorteplaats bezocht en op advies van schoolhoofd Van Rooij ('ze wisten niet wat ze met mij moesten') naar de Bata-school in Best ging, een soort handelsschool waar hij ook aan de lopende band schoenen moest maken. Vervolgens als Luchtmachtmilitair werd uitgezonden naar Duitsland. Harry: 'Ik heb het IJzeren Gordijn bewaakt en de Russen tegengehouden, anders waren ze de grens overgekomen. Haha.'

Eenmaal de sfeer van het buitenland geproefd, besloot de Rooienaar naar Canada te emigreren om daar ……………. bordenwasser in een coffeeshop te worden ('afschuwelijk'), vervolgens schoenenverkoper en daarna agent bij Air Canada in Montreal. Van de Ven: 'Daar was het zó koud en ik had geen winterkleding, want ik nam liever skilessen en had dus geen geld meer om winterkleren te kopen. Ik had kranten onder mijn regenjas gestopt om me een beetje tegen de vrieskou te beschermen.' Die vreselijke kou deed Harry vaak mijmeren over het warme klimaat in ……….. Californië. Het bleef echter niet bij mijmeren, want hij vertrok ook werkelijk naar dat zonnige land. Rond de 22 jaar was hij toen. In San Francisco wordt hij wederom agent, maar dan bij Canadian Pacific Airlines. Met goedkope tickets van zijn baas verkende hij vanuit Californië de wereld ('fantastic!'). Na een kort verblijf in Honolulu ('very interesting') keerde hij terug naar San Francisco, waar hij op een boot ging werken om de toiletten van de bemanning schoon te maken, maar later ook om steward te worden bij Transworld Airlines. In 1970 voelde hij zich vanwege een 'beknellende relatie' gedwongen San Francisco te verlaten, verzocht om overplaatsing naar New York en kreeg een baan bij Trans World Airlines. Met een nieuwe vriend maakt hij in dat jaar gedurende drie maanden een rondreis om de wereld. 'We hadden allebei hetzelfde idee, namelijk reizen maken en werken in the same time.' Zo gezegd, zo gedaan. Harry en zijn vriend Orrin Chriety kopen overal op de wereld leuke souvenirtjes en openen op Long Island een cadeautjesboetiek. Maar niet voor lang. Op Long Island was niet genoeg te doen, dus naar een drukker gebied, Madison Avenue in New York, waar ze een dameskledingboetiek beginnen. Harry: 'ik was altijd al geïnteresseerd in mode.' De Rooienaar raakt er niet over uitgepraat. 'Onze smaak was heel klassiek. We hadden een specifiek product speciaal voor ons in Milaan laten maken, een gebreide cardigan - hoe noemen jullie dat? – en dat eigen merk ('my own label') was een groot succes.

We hadden een grote clientèle, want dat vest brachten we wel in dertig verschillende kleuren uit, 's zomers in katoen en zijde en 's winters in wol en kasjmir. De mensen bleven maar naar dat vest vragen. Jaar achter jaar. En dat gebreide vest was alleen maar bij mij te koop! We verkochten een zogenaamde 'classic cardigan.' Dat vest werd als een status symbool beschouwd. De mensen in New York die zo'n classic cardigan droegen, wezen naar elkaar, zo van: "jij moet wel lid zijn van een exclusieve club als je zo'n vest draagt."' Harry raakt niet uitgepraat over mrs. Roberts uit New York, een broodmager vrouwtje van in de zeventig, dat in anderhalf jaar tijd meer dan honderd 'Harry-cardigans' kocht. En dan te weten dat het goedkoopste vest (van katoen) 1600 dollar kost en het duurste (van kasjmir) 2400 dollar. 'Geloof 't or not,' zegt Harry nog steeds verbaasd als hij aan die tijd terugdenkt. 'Zoiets hoort toch in het Guinness Book of Records, niet?' Hij schaamt er zich niet voor te zeggen dat deze dame hem in zakelijk opzicht heeft gered, want ze kocht die vesten in de tijd dat het slecht ging met zijn boetiek. Hij vertelt het ook om aan te geven hoe excentriek, hoe apart, New York en New Yorkers zijn. Beroemdheden bezoeken 'Worldly things', zoals ze de damesboetiek hadden gedoopt. 'Kennedy 's ja, de Rockefellers, Liza Minelli, Brook Astor, the first lady of New York.' Harry typeert zijn clientèle als 'klassiek-conservatief.' Hij gebruikt daarvoor termen zoals 'New York society' en ' old money.'

Dan is het nine-eleven in 2001. Harry kan zich die inktzwarte dag nog herinneren als de dag van gisteren, want de aanslag op het World Trade Centre heeft Harry's leven danig veranderd. 'Alles bedorven,' zoals Harry het benoemt. Hij woonde toen in een appartement in Manhattan 'vele malen groter dan dit met open haarden in de slaapkamer en woonkamer die ook nog echt werkten.' De Rooienaar: 'De prijzen duikelden omlaag. De mensen werden bang, gaven hun geld niet meer uit aan dure kleding.' Het werd moeilijk. 'En ik moest het niet hebben van de nouveau riche, want die wil alleen maar de grote merken met de bekende namen. Mijn kledinglijn had een bescheiden look en geschikt voor mensen die zich niet laten imponeren door grote namen van grote merken.' De Wet van Murphy slaat voor Harry toe. Twee van zijn exclusieve Italiaanse leveranciers, van wie hij sterk afhankelijk is, gaan failliet. 'Zij maakten speciaal voor mij de beste kwaliteit rokken, broeken, jasjes, mantelpakken. Incredible!' En of dat nog niet genoeg was, laat ook de 'landlord' (verhuurder) van het appartement weten, dat hij eruit moet. 'Die man kon een veel hogere huurprijs krijgen dan hij van mij ontving. Hij haalde er advocaten bij en toen dacht ik op een gegeven moment: nu ga ik weg.' Harry was toen ook al een hele tijd alleen, nadat zijn zakenpartner en vriend in 2000 was gestorven. 'Eind mei 2013 ben ik gestopt. Er zat zo'n afschuwelijke druk op mij. Terug naar Rooi, dacht ik. Ja, absolutely. Terug naar mijn familie. En ik dacht aan dat liedje "Ik woon toch zo gèr bij de Dommel." Ik heb aardige herinneringen aan Rooi.' Van Madison Avenue en Manhattan in New York naar de Markt in Rooi. Dat is een forse overgang. Harry blijft er verrassend nuchter onder. 'Uiteindelijk raak je overal gewend. Het is een kwestie van tijd.'

Mist hij iets? 'Ja, vooral het theater en het theaterleven op Broadway. Ik mis wel een beetje de spirit, het vertier van exciting New York.' Maar hij voegt er onmiddellijk aan toe dat Sint-Oedenrode hem ook nog steeds aanspreekt. 'Het talent dat hier is, de harmonieën, het gemengd koor, al die amateurs.' Hij praat met enthousiasme over het voetbal in Rooi, over de paarden op de Markt. 'Er zijn heel veel dingen te doen hier. En de carnaval niet te vergeten. Werkelijk heel plezierig allemaal.' We praten over de verschillen tussen de Amerikaanse en Nederlandse mentaliteit. 'De vriendelijkheid van de Amerikaan, het gemak waarop je in Amerika met iedereen kunt praten, heel ongekunsteld, maakt niet uit of je geschoold bent of een arbeider. Er is geen onderscheid. Dat spreekt me enorm aan. Dat vind ik hier in Nederland niet zo terug. Hier in Nederland is men zich toch meer bewust van – ja, hoe zeg je dat – van een meer gedifferentieerde level of society.'

Voelt Harry van de Ven zich een Nederlander of een Amerikaan? 'Ik ben Amerikaan, want ik heb ook de Amerikaanse nationaliteit. My life is here, dacht ik al die tijd in Amerika, dus logisch dat ik de Amerikaanse nationaliteit aanvroeg. Ik voel me er een beetje tussenin. Een beetje halfom. Mid-Atlantic, noem ik het. Een beetje Nederlander en een beetje Amerikaan.' Als ex-boetiekhouder en modekenner houdt hij zich op de vlakte over de modezaken in Sint-Oedenrode. 'I'm very classic, mijn smaak is zo heel anders. Ik zie hier vooral mode voor jonge mensen. Ik heb de leeftijd en het figuur niet meer voor Muller Mode, jammer genoeg.' En nu? 'Ik moet mijn Nederlands rijbewijs nog gaan halen. Ik kan hier niks met mijn Amerikaans rijbewijs. Het rijden is natuurlijk geen probleem, maar die theorie. 'Oh, my God, terrible!'