Hannie van Bladel
Hannie van Bladel

"Er werd hard gewerkt, maar ook veel gelachen"

Algemeen

Het was in de tijd dat kleur op tv nog een utopie was. Een tijd waarin Sam the Sham and the Pharao's een hit scoorden met Wooly Bully. Er was nog geen computer en de mensen spraken de leidinggevende aan met 'meneer'. In 1965 trad Hannie van Bladel – van der Kaay (65) in dienst als receptioniste bij 'Kamp Oda', bij Janus en Piet van de Kamp. Afgelopen zondag was dat precies vijftig jaar geleden. Binnenkort trekt ze met een voldaan gevoel de deur achter zich dicht.

Door: Jeroen van de Sande

Ahrend wordt op dit moment flink onder handen genomen. Het hoofdkantoor is officieel verhuisd van Amsterdam naar Sint-Oedenrode. Het betekent dat er een nieuwe showroom moet komen die volgens de planning rond de vakantie klaar is. Hannie is daarom met haar balie naar het bedrijfsrestaurant verhuisd. Het is een volgend hoofdstuk in haar lange avonturenreeks bij het Rooise bedrijf. Met haar fotoalbums in de hand neemt ze me mee naar een klein kantoortje waarin we terug kunnen blikken op haar werkzame leven van maar liefst vijftig jaar, op hetzelfde adres.

"Janus en Piet van de Kamp hadden de directiekamer op het hoofdkantoor aan het Kofferen. Ze hadden bij hun voeten een knop waar ze op drukten als ze iets nodig hadden. Dan ging bij mij een rode lamp branden en stormde ik de trap op. Ik klopte altijd netjes aan. 'Waar kan ik u mee helpen meneer?' zei ik dan. Toen ging het nog allemaal heel onderdanig. Soms wisten ze niet eens dat ze gebeld hadden. Dan was dat per ongeluk gegaan en lieten ze me een glas water halen zodat ik niet voor niets was gekomen." Hannie heeft veel anekdotes paraat. Iedere keer weer is het contrast met vandaag de dag groot. Hannie: "Het verschil is enorm. In 1965 kregen we nog maar weinig telefoontjes, want er waren nog niet veel nummers. Wij waren te bereiken onder nummer 450, meer niet, behalve het kengetal dan. Daarna werd het nummer snel uitgebreid met meer getallen. Als we naar het buitenland wilden bellen, moest dat aangevraagd worden via Rotterdam, daar verbonden ze de buitenlandse telefoontjes door. De komst van de fax was heel bijzonder. In Rooi waren we het eerste bedrijf die er eentje had. We wisten echt niet wat we er mee moesten doen. En bij de eerste computer zat zo'n dik boek dat we er een jaar voor uit zouden moeten trekken om het te lezen. Het is bijna niet meer voor te stellen." Mooie voorbeelden. Hannie heeft er nog meer. Zo werd het loon in die tijd in loonzakjes uitgekeerd en moest Hannie regelmatig de huur op gaan halen bij arbeiders die achter de fabriek aan de Christinaweg woonden. Het was ook nog in de fase dat er oorlogsslachtoffers in de fabriek werkten. Sommigen werknemers hadden diverse ongemakken overgehouden aan de afschuwelijke tijd die nog maar kort daarvoor realiteit was.

Het maakte indruk op de puberende Hannie. "Ik was echt nog een kiendje", geeft ze zelf toe. Haar vader Gabriël van der Kaay was een goede kennis van Piet van de Kamp. Ze hadden wel iemand nodig dus 'laat maar komen' had Piet gezegd. Bij meneer Segers ging Hannie op gesprek. Hij nam haar aan en dus mocht ze aan de slag in het hoofdkantoor, tegenover de smidse aan het Kofferen dat nu fungeert als museum. Dat brengt Hannie op misschien wel de mooiste anekdote. " 'Kamp blaost'. Ken je die uitdrukking?" vraagt ze. Na een zachte 'nee' vertelt ze door. "Als de zoemer ging (net zo hard als de huidige maandelijkse alarmtest) moesten de mensen aan de slag. Om 12.00 uur ging hij nogmaals. Dan werd voor aan de straat het verkeer tegengehouden zodat iedereen snel naar huis kon fietsen om te eten." Een blauw lint van arbeiders scheerde door het dorp. Degene die verder weg woonden, moesten harder fietsen om op tijd terug te zijn. Een oom van Hannie, Ome Sjef, werkte ook bij de Oda. Haar tante schepte al om 11.50 uur de soep op zijn bord, zodat hij meteen kon eten als hij binnen kwam. Dat scheelde in tijd.

"Dat ging heel goed, alleen moest er soms kogelvrij glas tussen."

"Meneer Piet en meneer Janus en de latere directeur meneer Pieters, waren heel sociaal", vertelt Hannie verder. "In de jaren tachtig kochten ze zes computers (Pieters wilde namelijk altijd het nieuwste van het nieuwste hebben). Die leenden ze zes weken uit aan personeel zodat die thuis konden oefenen. Als de computers in de auto werden geladen, zat die helemaal vol! Zo groot waren die apparaten toen. Ook de kersttijd was heel bijzonder. Iedereen kreeg een kerstpakket. Werknemers, oud-werknemers, maar ook de weduwen. Zelfs het krantenvrouwtje en de postbode kregen een kerstpakket." Als mensen van de gepensioneerdenclub overleden, stuurden Hannie en haar collega's een kopie van de rouwbrief, die door vrijwilligers werden rondgebracht. Pastor van den Bosch viel het al eens op dat bij begrafenissen van (oud) Oda-medewerkers de kerk altijd vol zat.

De maatschappij is volgens de receptioniste nogal veranderd. "Er werd hard gewerkt, maar ook veel gelachen. Nu is alles sneller en hectischer", zegt ze. Hannie heeft de afgelopen vijftig jaar veel collega's zien vertrekken. Vrijwillig, wegens pensioen of reorganisatie. Hannie: "Het is heel erg om mensen weg te zien gaan waar je het goed mee kunt vinden." Een collega waar Hannie 25 jaar mee heeft gewerkt is Elly van Kaathoven. Ze zien elkaar nog af en toe. Toen Elly stopte, kwam ze samen met broer Cees achter de receptiebalie te zitten. Tien jaar lang. "Dat ging heel goed, alleen moest er soms kogelvrij glas tussen", knipoogt Hannie.

Naar eigen zeggen is Hannie klaar voor een volgende fase in haar leven. Ze kijkt met veel genoegen terug op haar halve eeuw(!) bij Ahrend/Oda. Winkelen en tuinieren zijn een hobby van haar, ook haar moeder An bezoekt ze bijna dagelijks. Ze kan nu vaker met haar wat leuks gaan doen. Tijdens het stekken van bloemen zal Hannie nog vaak terugdenken aan die vijftig jaar. Aan de personeelsfeesten waar grote Nederlandse artiesten kwamen (vooral het feest in de Rai), aan de sportdagen op Papendal en aan haar tijd die ze actief was bij de personeelsvereniging. Ze stopte er in 2014 na 21 jaar mee en verdiende de titel erelid. Of ze het haar werk echt gaat missen? "Ik heb altijd met plezier gewerkt, maar ga het contact met de mensen het meest missen", sluit Hannie af. Wat ze niet lijkt te beseffen is dat velen haar zullen missen, want een stuk historie neemt afscheid. Een rots breekt af van het oude Kamp-Odatijdperk.